Herhalingsles jaar 1

Herhalingsles jaar 1
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhalingsles jaar 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BS1: Bloemen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloemen
Bloemkroon = alle Kroonbladeren  

Bij veel planten groot en opvallend gekleurd
  • lokken insecten naar de bloem.

Soms ook klein en groen, zoals bij grassen
  • Voortplanting vindt plaats door wind.



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloemen
Bloemkelk = alle Kelkbladeren 
de groene bladeren
  • beschermden de bloem toen die nog in de knop zat tegen uitdroging en kou.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meeldraad = mannelijke geslachtsorgaan 

Bestaat uit: 
- helmknop 
- helmdraad

In helmknop zit een helmhokje waar stuifmeel (pollen) wordt gemaakt

Stuifmeel bestaat uit stuifmeelkorrels = mannelijke geslachtscellen van plant

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stamper
Vrouwelijke geslachtsorgaan
Bestaat uit:
- Stempel
- Stijl 
- Vruchtbeginsel

In de vruchtbeginsel zitten meerdere zaadbeginsels 
In elk zaadbeginsel zit een eicel. 

Eicel = vrouwelijke geslachtsorgaan van een plant 

Heeft ook een celkern

Slide 6 - Tekstslide

Het volgende onderdeel van een bloem is de stamper. De stamper bestaat uit drie delen: Stempel, stijl en vruchtbeginsel. In het vruchtbeginsel bevind zich het zaadbeginsel waarin de vrouwelijke geslachtscel van de plant zit: het eicel. 
Meeldraden en de stamper zijn dus nodig om voort te kunnen planten. 

BS2: Bestuiving

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nectar en stuifmeel
  • Bij het verzamelen van nectar raakt een bij bedekt met stuifmeel
  • De bij neemt het stuifmeel mee naar de volgende bloem (van dezelfde soort)
  • Het stuifmeel komt dan op de stamper (stempel) terecht

  • Bestuiving = het overbrengen van stuifmeel van een meeldraad op een stempel van dezelfde soort.
Nectar = een zoet sap dat insecten aantrekt. (Bijen verzamelen dit en maken er honing van).

Slide 8 - Tekstslide

Komt het stuifmeel op de stempel van een andere bloem terecht, dan is dit geen bestuiving
Er vindt alleen bestuiving plaats tussen bloemen van dezelfde soort!!!

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

 Zelfbestuiving en Kruisbestuiving
Zelfbestuiving = De stuifmeelkorrel komt op de stempel van dezelfde bloem of van een ander bloem aan dezelfde plant.

Kruisbestuiving= De stuifmeelkorrel van het ene bloem komt op de stempel van een ander bloem aan een ander plant.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Insectenbloemen en windbloemen: LEREN!!

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BS 3: Bevruchting

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samensmelten van de mannelijke geslachtscel met de vrouwelijke geslachtscel = bevruchting

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stuifmeelbuis
  • Als het stuifmeel op de stempel van dezelfde soort valt groeit hieruit een buis dit noem je de stuifmeelbuis

  • De stuifmeelbuis groeit door de stijl en vruchtbeginsel naar het zaadbeginsel. 

  • De stuifmeelkorrels hebben een celkern (met DNA). Deze celkern zit aan het topje van de stuifmeelbuis. 


- vruchtbeginsel

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samensmelten van de mannelijke geslachtscel met de vrouwelijke geslachtscel = bevruchting
              er ontstaat een bevruchte eicel.

Slide 15 - Tekstslide

In elk zaadbeginsel ligt een eicel: een vrouwelijke geslachtscel. In elke eicel zit een celkern. Ook stuifmeelkorrels hebben een celkern. Als een stuifmeelkorrel op een stempel van een plant van dezelfde soort is gekomen, groeit uit de stuifmeelkorrel een buis: de stuifmeelbuis. De stuifmeelbuis groeit door de stijl naar een zaadbeginsel in het vruchtbeginsel. Door de stuifmeelbuis gaat de kern van de stuifmeelkorrel naar het zaadbeginsel. 

Als de buis een zaadbeginsel heeft bereikt barst de top van de stuifmeelbuis open. De kern van de stuifmeelkorrel dringt de eicel binnen en versmelt met de kern van de eicel. Het versmelten van de kern van een mannelijke geslachtscel met de kern van een vrouwelijke geslachtscel noem je bevruchting. Door bevruchting ontstaat een bevruchte eicel. De kern van een bevruchte eicel bevat de chromosomen van de mannelijke en van de vrouwelijke geslachtscel. 
Bevruchte eicel -> Een kiem 
Zaadbeginsel -> een zaad
Vruchtbeginsel -> vrucht
kiem

Slide 16 - Tekstslide

In elk zaadbeginsel ligt een eicel: een vrouwelijke geslachtscel. In elke eicel zit een celkern. Ook stuifmeelkorrels hebben een celkern. Als een stuifmeelkorrel op een stempel van een plant van dezelfde soort is gekomen, groeit uit de stuifmeelkorrel een buis: de stuifmeelbuis. De stuifmeelbuis groeit door de stijl naar een zaadbeginsel in het vruchtbeginsel. Door de stuifmeelbuis gaat de kern van de stuifmeelkorrel naar het zaadbeginsel. 

Als de buis een zaadbeginsel heeft bereikt barst de top van de stuifmeelbuis open. De kern van de stuifmeelkorrel dringt de eicel binnen en versmelt met de kern van de eicel. Het versmelten van de kern van een mannelijke geslachtscel met de kern van een vrouwelijke geslachtscel noem je bevruchting. Door bevruchting ontstaat een bevruchte eicel. De kern van een bevruchte eicel bevat de chromosomen van de mannelijke en van de vrouwelijke geslachtscel. 
BS 4: Bevruchting

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na bevruchting
Zaadbeginsels waarin eicellen zijn bevrucht groeien uit tot zaden.

De andere zaadbeginsels verschrompelen.

Het vruchtbeginsel wordt groter en groeit uit tot een vrucht. De zaden zitten hierin. 

Vrucht kan één of meer zaden bevatten. 


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloem > vrucht
1 de bloem voor de bevruchting

2 Na de bevruchting beginnen het vruchtbeginsel en de zaadbeginsels te groeien.

3 De kroonbladeren en de meeldraden vallen af, het vruchtbeginsel wordt steeds langer.

4 De bloemkelk verschrompelt, er blijft alleen een restant over. Ook van de stijl blijft alleen een restant over, de zaadbeginsels worden groter.

5 Als de boon rijp is, wordt de zaadhuid donkerder. Uiteindelijk breekt de vrucht open en komen de zaden vrij.
Peulvrucht = 
Vruchten van een bonenplant
De bonen zijn de zaden!

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende vruchten
- Sommige vruchten bevatten vruchtvlees: het zachte, soms eetbare gedeelte van een vrucht -> vruchtbeginsel of bloembodem

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende vruchten

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BS 5: Ongeslachtelijke voortplanting

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

BS 6: Geslachtelijke voortplanting

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

+
eicel
stuifmeelkorrel
Bevruchte eicel

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies