9.1 Klimaatverandering

een bord vol uitdagingen
ns april 2025 blz 41 
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

een bord vol uitdagingen
ns april 2025 blz 41 

Slide 1 - Tekstslide

9.1 Klimaatverandering

Slide 2 - Tekstslide

Voorkennis 
a. Welk proces geven de pijlen a weer?
b. Welk proces geeft pijl b weer?
c. Wat is het belang van reducenten (3) in de koolstofkringloop?
d. Welke van de genummerde organismen maakt of maken deel uit van zowel de koolstofkringloop als de stikstofkringloop?

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerken hoofdstuk
Niet veel nieuwe concepten, verdieping op V4 stof 
Complexiteit zit in de contexten en grafieken/ tabellen/ modellen
Maak de opdrachten uit de methode om daar mee te oefenen
In het examen komen vaak ecologievragen voor!

Slide 4 - Tekstslide

Hoort het proces waarbij brooddeeg rijst door gist bij de C-kringloop, de N-kringloop of beide?
A
Bij de koolstofkringloop
B
Bij de stikstofkringloop
C
Bij beide kringlopen

Slide 5 - Quizvraag

Hoort het proces waarbij dode planten in een sloot anaeroob worden afgebroken tot de C-kringloop, de N-kringloop of beide?
A
Bij de koolstofkringloop
B
Bij de stikstofkringloop
C
Bij beide kringlopen

Slide 6 - Quizvraag

Hoort het proces waarbij kalkrotsen verweren tot de C-kringloop, de N-kringloop of beide?
A
Bij de koolstofkringloop
B
Bij de stikstofkringloop
C
Bij beide kringlopen

Slide 7 - Quizvraag

Hoort het proces dissimilatie tot de C-kringloop, de N-kringloop of beide?
A
Bij de koolstofkringloop
B
Bij de stikstofkringloop
C
Bij beide kringlopen

Slide 8 - Quizvraag

Doel 9.1
☐ 1. Je beschrijft de grote koolstofsinks van systeem Aarde
☐ 2. Je legt uit hoe door menselijke activiteiten de uitstoot van broeikasgassen het klimaat beïnvloedt
☐ 3. Je legt de effecten van klimaatverandering op biodiversiteit uit


Slide 9 - Tekstslide

Langzame vs snelle koolstofkringloop
Pak BINAS 93G erbij

Slide 10 - Tekstslide

Snelle en langzame CO2 kringloop
Snelle kringloop:
Via producenten, consumenten (dieren), reducenten

Langzame kringloop:
via fossiele brandstoffen of kalkskeletten

Slide 11 - Tekstslide

Source en Sink in de koolstofkringloop
Source: een plaats in de koolstofkringloop waar opgeslagen koolstof vrijkomt
Sink: een plaats in de koolstofkringloop waar koolstof wordt opgeslagen  in langzame kringloop(Fossiele brandstoffen Permafrost gebieden Bodem van de oceaan Kalkgesteenten) en in snelle kringloop Biomassa (C opgeslagen
 in weefsel van organismen)

Slide 12 - Tekstslide

Sink
Sink
Sink
Sink

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Pijlen zijn processen

Slide 15 - Tekstslide

CO2 en broeikaseffect
Het versneld vrijmaken van CO2 uit de sinks van de langzame koolstof- kringloop verhoogt het CO2 gehalte in de atmosfeer.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Broeikasgassen
  • CO2
  • Methaan
  • Ozon
  • N2O (lachgas)
  • Waterdamp

Slide 18 - Tekstslide

Biodiversiteit
Door wijzigingen in de temperatuur is voedsel niet meer op het juiste moment beschikbaar.
Bijvoorbeeld eikenprocessierupsen voor koolmezenkindjes.
Voedselketens raken ontregeld.

Slide 19 - Tekstslide

Global Warming Potential
Het vermogen van de gassen om bij te dragen aan het broekaseffect wordt uitgedrukt in GWP (Global Warming Potential). 

GWP van CO2 is gesteld op 1, de GWP van methaan is 25, die van ozon is 1000, die van N2O is 265

Slide 20 - Tekstslide

Methaan en broeikaseffect
Methaan (CH4) komt vrij bij de veeteelt (koeien boeren *), landbouw, verbranden fossiele brandstoffen, afvalstortplaatsen (anaerobe afbraak), ontdooien permafrost.

(*) Eén Nederlandse koe stoot gemiddeld ongeveer evenveel methaan uit als de CO2 van een gemiddelde personenauto, die 15.000 km per jaar rijdt.

Slide 21 - Tekstslide

Waterdamp en broeikaseffect
Door de opwarming van de aarde komt er meer waterdamp (Broeikasgas) in de atmosfeer, dit zorgt voor een zichzelf versterkend effect.

Slide 22 - Tekstslide

Optimumkromme
Voor elke abiotische factor kun je meten hoe de overlevingskans is van een bepaald organisme. Bijvoorbeeld temperatuur.

Slide 23 - Tekstslide

 IJsberen jagen op het zee-ijs naar zeehonden. Als het klimaat te veel opwarmt, verliest de ijsbeer zijn belangrijkste jachtgebied en voedselbron.
bonte vliegenvanger komt vanuit West-Afrika om in Nederland zijn eieren te leggen. Komen de insecten eerder uit, dan kunnen de vogels te laat komen voor de voedselbron.

Slide 24 - Tekstslide

Biodiversiteit
Elke soort heeft een optimum voor abiotische factoren. Door de klimaatverandering veranderen abiotische factoren in veel gebieden op aarde. De soorten zijn dan niet meer optimaal aangepast op de abiotische factoren van het gebied. De verandering gaat sneller dan de soort met adaptatie (evolutie) kan bijhouden.

Slide 25 - Tekstslide

Biodiversiteit
Door wijzigingen in de temperatuur is voedsel niet meer op het juiste moment beschikbaar.


Slide 26 - Tekstslide

Maak van 9.1 de opdrachten:
opdrachten 2, 3, 4, 6, 11 en 12

laatste kwartier start met documentaire our living world

Slide 27 - Tekstslide