9.1 Klimaatverandering

H9 Systeem aarde en de mens
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H9 Systeem aarde en de mens

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis 
a. Welk proces geven de pijlen a weer?
b. Welk proces geeft pijl b weer?
c. Wat is het belang van reducenten (3) in de koolstofkringloop?
d. Welke van de genummerde organismen maakt of maken deel uit van zowel de koolstofkringloop als de stikstofkringloop?

Slide 2 - Tekstslide

Kenmerken hoofdstuk
Niet veel nieuwe concepten, verdieping op V4 stof 
Complexiteit zit in de contexten en grafieken/ tabellen/ modellen
Maak de opdrachten uit de methode om daar mee te oefenen
In het examen komen vaak ecologievragen voor!

Slide 3 - Tekstslide

9.1 Klimaatverandering

Slide 4 - Tekstslide

Doel 9.1
☐ 1. Je beschrijft de grote koolstofsinks van systeem Aarde
☐ 2. Je legt uit hoe door menselijke activiteiten de uitstoot van broeikasgassen het klimaat beïnvloedt
☐ 3. Je legt de effecten van klimaatverandering op biodiversiteit uit


Slide 5 - Tekstslide

Braindump:
Lees blz. 11

Als je klaar bent met lezen:
1. Sla je boek even dicht
2. Schrijf zoveel mogelijk op wat je hebt onthouden 
3. Vergelijk nu wat je hebt opgeschreven met wat er in het boek staat. Klopt het en welke dingen was je vergeten?



timer
4:00

Slide 6 - Tekstslide

Langzame koolstofkringloop
Pak BINAS 93G erbij

Slide 7 - Tekstslide

Snelle en langzame CO2 kringloop
Snelle kringloop: via prod..centen       , consumenten (dieren)       , reduc..nten 

Langzame kringloop: via fossiele brandstoffen of kalkskeletten
Welke organismen vallen onder deze groep?
Welke organismen vallen onder deze groep?
Welke organismen vallen onder deze groep?

Slide 8 - Tekstslide

Source en Sink in de koolstofkringloop
Source: een plaats in de koolstofkringloop waar opgeslagen koolstof vrijkomt

Sink: een plaats in de koolstofkringloop waar koolstof wordt opgeslagen
Vraag
Wanneer neemt de netto CO2 in omloop toe? 

Slide 9 - Tekstslide

Koolstofvoorraden (Sinks)
Sinks in langzame kringloop:
Fossiele brandstoffen
Permafrost gebieden
Bodem van de oceaan
Kalkgesteenten

Sinks in snelle kringloop:
Biomassa (C opgeslagen
 in weefsel van organismen)

Slide 10 - Tekstslide

Sink
Sink
Sink
Sink

Slide 11 - Tekstslide

CO2 en broeikaseffect
Het versneld vrijmaken van CO2 uit de sinks van de langzame koolstof- kringloop verhoogt het CO2 gehalte in de atmosfeer.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Broeikasgassen
  • CO2
  • Methaan
  • Ozon
  • N2O (lachgas)
  • Waterdamp

Slide 14 - Tekstslide

Biodiversiteit
Door wijzigingen in de temperatuur is voedsel niet meer op het juiste moment beschikbaar.
Bijvoorbeeld eikenprocessierupsen voor koolmezenkindjes.
Voedselketens raken ontregeld.

Slide 15 - Tekstslide

Global Warming Potential
Het vermogen van de gassen om bij te dragen aan het broekaseffect wordt uitgedrukt in GWP (Global Warming Potential). 

GWP van CO2 is gesteld op 1, de GWP van methaan is 25, die van ozon is 1000, die van N2O is 265

Slide 16 - Tekstslide

Methaan en broeikaseffect
Methaan (CH4) komt vrij bij de veeteelt (koeien boeren *), landbouw, verbranden fossiele brandstoffen, afvalstortplaatsen (anaerobe afbraak), ontdooien permafrost.

(*) Eén Nederlandse koe stoot gemiddeld ongeveer evenveel methaan uit als de CO2 van een gemiddelde personenauto, die 15.000 km per jaar rijdt.

Slide 17 - Tekstslide

Waterdamp en broeikaseffect
Door de opwarming van de aarde komt er meer waterdamp (Broeikasgas) in de atmosfeer, dit zorgt voor een zichzelf versterkend effect.

Slide 18 - Tekstslide

Gevolgen klimaatverandering
De abiotische factoren van ieder ecosysteem veranderen.

Welk effect heeft dit op de soortensamenstelling (biodiversiteit) van ieder gebied?


Slide 19 - Tekstslide

Optimumkromme
Voor elke abiotische factor kun je meten hoe de overlevingskans is van een bepaald organisme. Bijvoorbeeld temperatuur.

Slide 20 - Tekstslide

Biodiversiteit
Elke soort heeft een optimum voor abiotische factoren. Door de klimaatverandering veranderen abiotische factoren in veel gebieden op aarde. De soorten zijn dan niet meer optimaal aangepast op de abiotische factoren van het gebied. De verandering gaat sneller dan de soort met adaptatie (evolutie) kan bijhouden.

Slide 21 - Tekstslide

Biodiversiteit
Door wijzigingen in de temperatuur is voedsel niet meer op het juiste moment beschikbaar.

Bijvoorbeeld eikenprocessierupsen voor koolmezenkindjes.
Voedselketens raken ontregeld.

Slide 22 - Tekstslide

Doel 9.1
☐ 1. Je beschrijft de grote koolstofsinks van systeem Aarde
☐ 2. Je legt uit hoe door menselijke activiteiten de uitstoot van broeikasgassen het klimaat beïnvloedt
☐ 3. Je legt de effecten van klimaatverandering op biodiversiteit uit


Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
​​​​​​

Slide 24 - Tekstslide