Les 2 - 1.1: Waar kies je voor? (Deel 1)

Exameneenheid

EC/K/4A:

Consumptie, Consumentengedrag, Basis Geld- en Bankwezen, Budgettering


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Exameneenheid

EC/K/4A:

Consumptie, Consumentengedrag, Basis Geld- en Bankwezen, Budgettering


Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen

1.1: De leerling kan de behoeften van de mens beschrijven.

1.2: De leerling kan beschrijven dat middelen nodig zijn om behoeften te vervullen en dat de consument prioriteiten moet stellen.

1.3: De leerling kan meerdere manieren beschrijven om je behoeften te vervullen.

2.5: De leerling kan beschrijven waarom jongeren een belangrijke doelgroep zijn.


Slide 2 - Tekstslide

Consumptie

Slide 3 - Woordweb

Behoeften

Behoeften:

  • Basisbehoeften (primair) en luxe behoeften (secundair)
  • Basisbehoeften (Voeding, Kleding & Woonruimte) hebben meer prioriteit.
  • Behoeften zijn afhankelijk van je inkomen.

Verschil tussen verbruiksgoederen en gebruiksgoederen:

  • Verbruiksgoederen -> Eenmalig // Gebruiksgoederen -> Meerdere keren

Verschil tussen goederen en diensten:

  • Goederen -> Materieel // Diensten -> Immaterieel

Slide 4 - Tekstslide

Leg uit wat voor soort goed of dienst en smartphone is voor jou.

Slide 5 - Open vraag

Middelen

De invloed van de beschikbaarheid van middelen op consumpie:

  • Middelen: Tijd, Geld en Bezit.
  • De consument heeft beperkte middelen in zijn bezig, schaarste.
  • De consument wordt gedwongen om keuzes te maken.
  • Prioriteiten stellen: Kiezen welke behoefte voor jou het belangrijkst zijn.

Verschil tussen schaars en zeldzaam

Schaarste -> Het kost geld (Hoe schaarser hoe duurder)

Zeldzaam -> Er is weinig van (Diamanten, etc.)

Slide 6 - Tekstslide

Schaars of zeldzaam?


Slide 7 - Tekstslide

Hoe kun je in je behoeften voorzien?
  • Zelfvoorziening: Je produceert zelf wat je voor eigen gebruik nodig hebt.
  • Kopen: Bedrijven produceren goederen om behoeften van consumenten te vervullen.
  • Collectieve voorzieningen: De overheid produceert goederen en diensten om behoeften van consumenten te vervullen.
  • Natuurlijke hulpbronnen/vrije goederen: Verbruik grondstoffen, recreatie in de natuur en frisse lucht.


Let op het verschil in middelen dat nodig is om in je behoefte te voorzien!!

Slide 8 - Tekstslide

Waarom zijn jongeren een belangrijke doelgroep voor producenten?

Slide 9 - Open vraag

De doelgroep jongeren
  • Relatief veel koopkracht: Jongeren hebben nog weinig te maken met vaste lasten en hun ouders betalen veel van de basisbehoeften. Het geld dat ze hebben kunnen ze besteden aan luxe goederen.
  • Invloed op bestedingen thuis: Jongeren zorgen ervoor dat ouders bepaalde goederen en dienten gaan aanschaffen. Door jongeren te beïnvloeden kunnen ze dus ook de ouders bereiken.
  • Vorming van koopgewoonten: Als jongeren gewend zijn om bepaalde producten te kopen blijven ze dat waarschijnlijk hun hele leven doen. Jongeren zijn de consumenten van de toekomst.

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag


Maken: Weet je het nog?

  • Opdracht: 1 t/m 9, 13 en 15.

Maken: 1.1 Waar kies je voor?

  • Opdracht 1 t/m 9

Slide 11 - Tekstslide

Controle
  • Weet je het verschil tussen Primaire and secundaire behoeften?
  • Weet je wat schaarste is en de invloed die dit heeft op de consumptie.
  • Weet je op welke manieren de consument zijn of haar behoeften kan vervullen.
  • Weet je waarom voor de producenten de doelgroep jongeren zo belangrijk is?


Slide 12 - Tekstslide

Huiswerk

Afmaken: 1.1 Waar kies je voor?

  • Opdracht 1 t/m 9

Maken Herhalingsopgaven

  • Opdracht H1, H2 en H6 t/m H8

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video