Leesvaardigheid ked17

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 4

Leesvaardigheid

Indeling/opbouw van een tekst

Driedeling                                                    Tweedeling

1) Inleiding                                                    1) Inleiding

2) Kern                                                            2) Kern

3) Slot  

Functies inleiding

1) Centrale vraag                                   

2) Aanleiding

3) Deskundige introduceren

4) Anekdote

5) Voorbeeld

Herkennen feit

- Cijfers

- 'Uit onderzoek blijkt ....'

Feiten zijn te controleren

Herkennen mening

- signaalwoord: volgens, naar mijn mening

- het werkwoord vinden, denken

Functies slot

1) Conclusie

2) Samenvatting

3) Advies

4) Toekomstvoorspelling

'Ook'

1. Concluderend tekstverband
2. Tijdsvolgorde tekstverband
3. Redengevend tekstverband
4. Opsommend tekstverband

'Bijvoorbeeld'

1. Samenvattend tekstverband
2. Uitleggend tekstverband
3. Tegenstellend tekstverband
4. Samenvattend tekstverband

'Toch’

1. opsommend tekstverband
2. tegenstellend tekstverband
3. concluderend tekstverband
4. toelichtend tekstverband

'Bovendien'

1. chronologisch tekstverband
2. opsommend tekstverband
3. tegenstellend tekstverband
4. toelichtend tekstverband

'Verder'

1. opsommend tekstverband
2. tegenstellend tekstverband
3. chronologisch tekstverband
4. oorzaak-gevolg

Kortom, alle leerlingen hadden een geslaagde dag.

1. Tekstverband: conclusie
2. Tekstverband: tegenstelling
3. Tekstverband: tijdsvolgorde
4. Tekstverband: reden

Welke tekstvorm hoort bij het gegeven tekstdoel?

Activeren

Amuseren

Uitleggen

Informeren

Overtuigen

Sleepvraag: Sleep de juiste tekstsoort naar het juiste tekstdoel

amuseren

informeren

overtuigen

activeren

Een tekst heeft...

1. altijd een hoofdgedachte
2. niet altijd een hoofdgedachte
3. nooit een hoofdgedachte

Welke bewering over de hoofdgedachte is juist?

1. De hoofdgedachte staat altijd in de inleiding.
2. De hoofdgedachte is meestal een vraag.
3. De hoofdgedachte vertelt in één zin het belangrijkste over het onderwerp.
4. De hoofdgedachte staat altijd letterlijk in de tekst.

Je moet de zin citeren waarin een voorbeeld wordt genoemd.
(citeren)

1. in je eigen woorden navertellen
2. letterlijk overschrijven
3. onderstrepen

Welk van de antwoordmogelijkheden bevat een woordgroep?

1. Onderzoekers hebben aangetoond dat de effecten niet ernstig zijn.
2. Onderzoekers hebben aangetoond
3. Onderzoekers ..... zijn.
4. effecten