4.1 Een stroomkring maken (2)

Gedragsverwachtingen
  • Je komt rustig binnen en legt je spullen op tafel.
  • Je spreekt vriendelijk tegen je klasgenoten en docenten.
  • Je bent stil als dat van je gevraagd wordt. 
  • Je hebt een actieve houding in de les (je zit rechtop, doet goed mee, stelt vragen als je iets niet begrijpt)
  • Je komt voorbereid naar de les (leer- en maakwerk is gedaan, boek/pen/oorstjes mee, naar het toilet geweest)
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Gedragsverwachtingen
  • Je komt rustig binnen en legt je spullen op tafel.
  • Je spreekt vriendelijk tegen je klasgenoten en docenten.
  • Je bent stil als dat van je gevraagd wordt. 
  • Je hebt een actieve houding in de les (je zit rechtop, doet goed mee, stelt vragen als je iets niet begrijpt)
  • Je komt voorbereid naar de les (leer- en maakwerk is gedaan, boek/pen/oorstjes mee, naar het toilet geweest)

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 4
4.1 Een stroomkring maken

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Herhaling vorige les

  • Uitleg paragraaf 5.1 (levende stroomkring)

  • Aan de slag met § 5.1


Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we leren vandaag?
De leerling activeert zijn/haar voorkennis over elektriciteit
De leerling weet wat een stroomkring is en kent de 3 onderdelen die minimaal in een stroomkring zitten
De leerling weet wat geleiders en isolatoren zijn en ken van elk minimaal 3 voorbeelden geven. 
De leerling kent de begrippen spanning, stroomsterkte, weerstand
De leerling kan uitleggen hoe de stroommeter (ampèremeter) moet worden aangesloten

Slide 4 - Tekstslide

Materialen die elektrische stroom doorlaten worden ................ genoemd.
A
geleiders
B
isolatoren

Slide 5 - Quizvraag

Hoe noemen we alle stoffen die de stroom slecht geleiden?
A
Plastic
B
Geleiders
C
Isolatoren
D
Metalen

Slide 6 - Quizvraag

Geleiders laten de stroom ........ door
A
Goed
B
Slecht
C
Niet

Slide 7 - Quizvraag

Metalen zijn..
A
goede geleiders
B
goede isolatoren

Slide 8 - Quizvraag

Wat zijn allemaal geleiders?
A
plastic, rubber, glas
B
plastic, glas, koper
C
koper, zilver, steen
D
koper, zilver, ijzer

Slide 9 - Quizvraag

welke van de onderstaande materialen zijn isolatoren​
A
rubber​
B
water
C
ijzer
D
kunststof

Slide 10 - Quizvraag

Voorbeelden van isolatoren zijn
A
zilver, hout en koper
B
rubber, ijzer en water
C
plastic, goud en aluminium
D
hout, rubber en plastic

Slide 11 - Quizvraag

Wat gaan we leren vandaag?
De leerling activeert zijn/haar voorkennis over elektriciteit
De leerling weet wat een stroomkring is en kent de 3 onderdelen die minimaal in een stroomkring zitten
De leerling weet wat geleiders en isolatoren zijn en ken van elk minimaal 3 voorbeelden geven. 
De leerling kent de begrippen spanning, stroomsterkte, weerstand

Slide 12 - Tekstslide

'De levende stroomkring'

Slide 13 - Tekstslide

Stroomkring
Met behulp van zo’n stroombron, kunnen we een apparaat aansluiten en stroom geven.

Om een apparaat goed te laten werken, hebben we een stroomkring nodig. Als de stroomkring niet gesloten is, kan er geen stroom lopen.

De stroom gaat van de batterij naar het lampje, daar gebeurt iets, en dan gaat de stroom weer terug naar de batterij

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Spanning
Vrijwel alle apparaten om ons heen, werken op elektriciteit.
Meestal wordt die elektriciteit gehaald uit het stopcontact of uit batterijen. Dit noemen we een stroombron of spanningsbron.
 

Slide 16 - Tekstslide

Spanning (U)
De Spanningsbron zorgt voor een verschil in lading. Het verschil meten we in volts. (V)

Ook wel potentiaal verschil genoemd

Slide 17 - Tekstslide

Stroomsterkte (I) meten we in Ampere (A)
De stroomsterkte zegt iets over de hoeveelheid elektronen die stromen.

Slide 18 - Tekstslide

Weerstand
“Elektrische weerstand of resistantie is de elektrische eigenschap van materialen om de doorgang van elektrische stroom te belemmeren.”

Vergelijk het maar met de knik in een tuinslang of de luchtweerstand als je fietst.
We meten de weerstand in Ohm Ω

Slide 19 - Tekstslide

'De levende stroomkring'

Slide 20 - Tekstslide

Samenvatten
Doel:
De leerling kent de begrippen spanning, stroomsterkte, weerstand

Opdracht:
Noteer deze begrippen en schrijf in eigen woorden op wat ze betekenen. 
kun je ook de juiste eenheid erbij opschrijven? 

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de eenheid van spanning?
A
Ampère
B
Volt
C
Ohm
D
Watt

Slide 22 - Quizvraag

Ampère staat voor
A
spanning
B
druk
C
stroomsterkte

Slide 23 - Quizvraag

De eenheid van weerstand is ...
A
Volt
B
Ampère
C
Watt
D
Ohm

Slide 24 - Quizvraag

Stroom Meten
Omdat stroom door draden heen gaat moeten we de stroom dus ook meten die door de draden heen gaat. Dat betekend dat we de stroommeter zo plaatsen dat de stroom daar doorheen kan. De stroommeter (ampèremeter) moet dus onderdeel zijn van de stroomkring

Maakt het uit waar de stroom- 
meter staat?

Slide 25 - Tekstslide

Maken Paragraaf 1
Hoe?                       Alleen
Hoe lang?            ong. 15 minuten
Vraag?                   Vraag het fluisterend aan je buurman/vrouw.
                                 Weet die het ook niet? Steek dan je vinger op
Klaar?                    Kijk nog eens naar paragraaf 1, probeer in een                                       paar zinnen de paragraaf te samenvatten.


Slide 26 - Tekstslide