Paragraaf 7.3 Veel verschillende identiteiten

Welkom allemaal / Wat gaan we doen ?
Ga naar SOM en pak de theorie erbij van 7.3
Pak je aantekeningschrift, schrift + pen of je WORD document.

Wacht rustig tot de les begint!
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welkom allemaal / Wat gaan we doen ?
Ga naar SOM en pak de theorie erbij van 7.3
Pak je aantekeningschrift, schrift + pen of je WORD document.

Wacht rustig tot de les begint!

Slide 1 - Tekstslide

7.3 Veel verschillende identiteiten

Slide 2 - Tekstslide

§7.1 Verband tussen grenzen en identiteit
Hoofdstuk 7: Grenzen en identiteit in Nederland
§7.2 Grenzen in Nederland
§7.3 Bronnen: Veel verschillende identiteiten
§7.4 Contacten over de grens
Deelvraag: Hoe zit het met verschillende identiteiten in Nederland?
§7.5 Ondanks grenzen toch samenwerken

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen 7.3
Aan het einde van de les:

  • Kun je voorbeelden geven van (bevolkings)-groepen in Nederland met een nationale, regionale of lokale identiteit.
  • Kun je een voorbeeld geven van regionalisme en van lokalisme in je eigen omgeving en uitleggen waarom dit een goed voorbeeld is.

Tijdens de uitleg:
 ben je stil,
steek je je hand op als je mee wilt doen
 maak je aantekeningen

Slide 4 - Tekstslide

Wie gaat lezen?
SOM Today
 Leermiddelen
Aardrijkskunde
 H7 Grenzen en Identiteit
 7.3
We lezen samen de theorie

Slide 5 - Tekstslide

Hoe zit het met verschillende identiteiten in Nederland?
Nationaal
Regionaal
Lokaal

Slide 6 - Tekstslide

Veel identiteiten
  • Nationale identiteit: De verbondenheid met het eigen land en eigen volk.

  • Denk aan: taal, omgangsvormen, tradities en godsdienst.

Maak aantekeningen!

Slide 7 - Tekstslide

  • Regionale identiteit: Opvallende kenmerken in een regio en de verbondenheid daarmee.

  • Denk aan Friesland, Limburg.
  •  Regionalisme: Wanneer mensen de regionale identiteit belangrijker vinden dan de nationale identiteit.


Maak aantekeningen!

Slide 8 - Tekstslide

 In Friesland doe je aan fierljeppen, spreek je Fries en hou je van koude winters met veel natuurijs.

Slide 9 - Tekstslide

In Limburg spreek je met een zachte g, eet je Limburgse vlaai en vier je carnaval.

Slide 10 - Tekstslide

  • Lokale identiteit: De verbondenheid die je voelt met de eigen woonplaats.

  • Lokalisme: Als de lokale identiteit belangrijker is dan de regionale of nationale.


Maak aantekeningen!

Slide 11 - Tekstslide

Vragen?

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Ga naar SOM Today
Leermiddelen
Aardrijkskunde
3 vmbo t/h
Ga naar paragraaf 7.3 Veel verschillende identiteiten

We gaan een aantal opdrachten samen maken:
1  2  4 + samenvatting (8)

Slide 13 - Tekstslide

HERHALING
Paragraaf 7.3
Veel verschillende identiteiten

Slide 14 - Tekstslide

Sleep de afbeeldingen naar de juiste vorm van identiteit
Nationale identiteit
Regionale identiteit
Lokale identiteit

Slide 15 - Sleepvraag

Een voorbeeld van de regionale identiteit is:
A
De Nederlandse identiteit
B
De Friese identiteit
C
De identiteit van Rotterdam
D
Europese identiteit

Slide 16 - Quizvraag

De jaarlijkse kermis is weer in jouw stad en iedereen komt er op af!
A
Persoonlijke identiteit
B
Regionale identiteit
C
Nationale identiteit
D
Lokale identiteit

Slide 17 - Quizvraag

Max Verstappen pakt de wereldtitel F1 en het hele land staat op stelten!
A
Persoonlijke identiteit
B
Regionale identiteit
C
Nationale identiteit
D
Lokale identiteit

Slide 18 - Quizvraag

Aan het begin van het jaar viert iedereen in Brabant en Limburg gezamenlijk Carnaval
A
Persoonlijke identiteit
B
Regionale identiteit
C
Nationale identiteit
D
Lokale identiteit

Slide 19 - Quizvraag

BRON Jip en Janneke in dialect
Bij de historische verenigingen ligt ‘Jipke en Jannöaken’ te koop. Restaurants zetten streekrecepten op het menu en tappen Grolsch bier, in cafés staat FC Twente op het beeldscherm. De gasten luisteren naar een hit van Normaal. Bij de put voor het streekeigen boerderijtype blazen boeren op de midwinterhoorn. Andere folklore bestaat uit vlöggeln, klootschieten en huizenhoge paasvuren


Welke vorm van identiteit hij weergeeft. Kies uit
A
regionale identiteit
B
nationale identiteit
C
lokale identiteit

Slide 20 - Quizvraag

Er zijn meer plaatsen in Nederland met een politieke partij die de naam ‘Plaatselijk belang’ of ‘Gemeentebelang’ draagt.
Waarvan is dit soort partijen een voorbeeld? Kies uit:

A
Lokalisme
B
Nationalisme
C
Pluriformiteit
D
Regionalisme

Slide 21 - Quizvraag

Amsterdam is wereldwijd bekend om haar grachten en prachtige grachtenpanden. Dit is een voorbeeld van
A
Lokale identiteit
B
Regionale identiteit
C
Nationale identiteit

Slide 22 - Quizvraag

De Friese vlag is een uiting van de:
A
Lokale identiteit
B
Nationale identiteit
C
Regionale identiteit

Slide 23 - Quizvraag

Buitenlanders zien Nederland vooral als het land van klompen, tulpen en molens.
Dit is een voorbeeld van:
A
Lokale identiteit
B
Regionale identiteit
C
Nationale identiteit

Slide 24 - Quizvraag

In Twentse cafe's zijn de wedstrijden van FC Twente vaak live te volgen, uit de tap tapt men Grolsch bier en het Twentse dialect is voor andere Nederlanders vaak niet te verstaan. Dit is een voorbeeld van:
A
Lokale identiteit
B
Regionale identiteit
C
Nationale identiteit

Slide 25 - Quizvraag

Wat voor identiteit heeft het songfestival dat in Nederland gehouden werd?
A
Lokale identiteit
B
Regionale identiteit
C
Nationale identiteit
D
Europese identiteit

Slide 26 - Quizvraag

Koningsdag is een uiting van de:
A
Lokale identiteit
B
Nationale identiteit
C
Regionale identiteit

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent soeverein?
A
Een land die niet grenst aan andere landen.
B
Een land die een dictator heeft.
C
Een land die in verbinding staat met andere landen.
D
Een land dat word bestuurd door een regering met eigen regels en wetten.

Slide 28 - Quizvraag

Friesland is soeverein
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Welke van de volgende gebieden zijn soeverein?
A
Aruba
B
Curaçao
C
Sint maarten
D
Suriname

Slide 30 - Quizvraag

Een gebied dat binnen de landsgrenzen ligt heet een territorium. Wat hoort bij dit territorium?
A
Al het land en water dat binnen de landsgrenzen en de kustlijn ligt.
B
Alle gebieden binnen de landsgrenzen inclusief de exclusieve economische zone.
C
Alle land en water binnen de grenzen, inclusief een strook van 12 zeemijl vanaf die kustlijn
D
Alleen het landoppervlak binnen de landsgrenzen. Wateren vallen daar niet onder.

Slide 31 - Quizvraag

Waar ligt de grens
van het territorium?

Verplaats de stip
A
B
C

Slide 32 - Sleepvraag

In Duitsland bepalen de bestuurders welke wetten en regels daar gelden; andere landen hebben daar niets over te zeggen.
Hoe noem je zo’n situatie als die in Duitsland?

Slide 33 - Open vraag

Tussen Den Haag en Amsterdam komt een nieuwe spporlijn. Welke bestuurlijke regio gaat hierover?
A
Gemeente
B
Provincie
C
Nederlandse regering (het Rijk)

Slide 34 - Quizvraag

Uit welke landen bestaat het Koninkrijk der Nederlanden?

Slide 35 - Open vraag

Welke soort groepsidentiteit past het best bij deze kaart?
Kies uit: lokale – regionale –nationale.
Leg je antwoord uit.

Slide 36 - Open vraag

natuurlijke grens
gesloten grens
Open grens

Slide 37 - Sleepvraag

Kunstmatige grens. 
Natuurlijke grens

Slide 38 - Sleepvraag

bezetten, inlijven
A
annuleren
B
stagneren
C
annexeren
D
bagatelliseren

Slide 39 - Quizvraag

Natuurlijke grens
Kunstmatige grens

Slide 40 - Sleepvraag

Leerdoelen behaald?
  1. Je kunt voorbeelden geven van (bevolkings) groepen in Nederland met een nationale, regionale of lokale identiteit.
  2. Je kunt ten minste één voorbeeld geven van regionalisme en van lokalisme in je eigen omgeving en uitleggen waarom dit een goed voorbeeld is. 
  3. Je kunt voor jezelf beschrijven bij welke lokale, regionale, nationale of andere identiteit jij je het meeste thuis voelt en waarom dat zo is.

Ben je in staat deze leerdoelen te beantwoorden? Kun je dit allemaal?

Slide 41 - Tekstslide

En nu..
  1. Ga naar de de planner in de drive, week 14.
  2. Kijk wat je moet doen voor 7.3 (lezen in leerboek en maken opdrachten via methodesite). Gebruik bij het maken altijd de groepscode, zie planner week 13 voor groepscode.
  3. 7.3 af? Dus gelezen, presentaties bekeken + quizvragen beantwoord én de opdrachten uit het digitale werkboek gemaakt?
    Start dan met paragraaf 7.4. Par. 7.3 en 7.4 moeten voor zondag 29 maart 2020 23:59 af zijn. 

Slide 42 - Tekstslide