Chapitre 1 pers, vnw en avoir

Wat weten we al van unité 2?
Bonjour 1G

Chapitre 1 
Prends ton livre A + ton iPad et ton cahier et un stylo. 


1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat weten we al van unité 2?
Bonjour 1G

Chapitre 1 
Prends ton livre A + ton iPad et ton cahier et un stylo. 


Slide 1 - Tekstslide

Buts (leerdoelen)
-Je kunt het persoonlijk voornaamwoord gebruiken
-Je kunt le verbe (werkwoord) AVOIR (=hebben) gebruiken 
- huiswerk nakijken
-Je kunt een klein gesprekje/interview doen 

Slide 2 - Tekstslide

une petite répétition....

Slide 3 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Ik
??
Jij
Hij / zij / men
Wij 
Jullie / u 
Zij 

Slide 4 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Ik
Je
Jij
??
Hij / zij / men
Wij 
Jullie / u 
Zij 

Slide 5 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Ik
Je
Jij
Tu
Hij / zij / men
?
Wij 
Jullie / u 
Zij 

Slide 6 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Ik
Je
Jij
Tu
Hij / zij / men
Il / elle / on
Wij 
?
Jullie / u 
Zij 

Slide 7 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Ik
Je
Jij
Tu
Hij / zij / men
Il / elle / on
Wij 
nous
Jullie / u 
?
Zij 
?

Slide 8 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Ik
Je
Jij
Tu
Hij / zij / men
Il / elle / on
Wij 
nous
Jullie / u 
Vous 
Zij 
?

Slide 9 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord
Ik
Je
Jij
Tu
Hij / zij / men
Il / elle / on
Wij 
nous
Jullie / u 
Vous 
Zij 
Ils / elles

Slide 10 - Tekstslide

JE
TU
IL 
(+ elle + on)

Slide 11 - Tekstslide

NOUS
VOUS
ILS 
(+elles)

Slide 12 - Tekstslide

ils/elles?

Slide 13 - Tekstslide

ILS

Slide 14 - Tekstslide

ils/elles?

Slide 15 - Tekstslide

ils

Slide 16 - Tekstslide

ils/elles?

Slide 17 - Tekstslide

elles

Slide 18 - Tekstslide

Le verbe 'avoir' = hebben
Ik heb
J'ai (je ai)
Jij hebt
Tu as
Hij / zij / men heeft
Il / elle / on a
Wij hebben
nous avons
Jullie hebben / u heeft
Vous avez
Zij hebben
Ils / elles ont

Slide 19 - Tekstslide

Au travail!! 
Open je iPad. we gaan oefenen!

Slide 20 - Tekstslide

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
Les pronoms personnels
- persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On

Slide 21 - Sleepvraag

ik heb
A
j'ai
B
on a
C
elle a
D
tu as

Slide 22 - Quizvraag

U heeft
A
nous avons
B
vous avez
C
ils ont
D
elles ont

Slide 23 - Quizvraag

zij heeft
A
j'ai
B
on a
C
elle a
D
tu as

Slide 24 - Quizvraag

wij hebben
A
nous avons
B
vous avez
C
ils ont
D
elles ont

Slide 25 - Quizvraag

hij heeft
A
ils ont
B
elle a
C
il a
D
ils a

Slide 26 - Quizvraag

zij hebben
A
elles ont
B
vous avez
C
nous avons
D
ils ont

Slide 27 - Quizvraag

jij hebt
A
j'ai
B
on a
C
il a
D
tu as

Slide 28 - Quizvraag

Jullie hebben
A
Nous avons
B
Vous avez
C
Ils ont
D
Elles ont

Slide 29 - Quizvraag

tu as
A
ik heb
B
hij heeft
C
zij heeft
D
jij hebt

Slide 30 - Quizvraag

vous avez
A
U heeft
B
jullie hebben
C
wij hebben
D
zij hebben

Slide 31 - Quizvraag

j'ai
A
ik ben
B
ik heb
C
ik aai
D
ik blijf

Slide 32 - Quizvraag

nous avons
A
wij hebben
B
u heeft
C
jullie hebben
D
zij hebben

Slide 33 - Quizvraag

elles ont
A
wij hebben
B
zij heeft
C
zij hebben
D
hij heeft

Slide 34 - Quizvraag

Huiswerk nakijken
31 CDEFG

Slide 35 - Tekstslide

Que faire?
-Je gaat met je maatje een interview doen.
-Je mag jezelf zijn, maar ook iemand anders
-Je gebruikt de zinnen van de phrases-clés page cinquante-quatre (54)
-Je weet van elkaar: hoe heet je? Waar woon je? Hoe oud? Huisdier (tu as un animal?)? Telefoonnummer? (11-20!!) 
-Je schrijft het op en evt interview voor de klas.

Slide 36 - Tekstslide

Ik weet wat het persoonlijk voornaamwoord is in het Frans

😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll

Ik kan het werkwoord avoir gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Ik ben (bijna) klaar voor de toets van dinsdag
😒🙁😐🙂😃

Slide 39 - Poll

Wat vond je van deze les?
A
Huh? Wat? Je maakt me wakker, was ah slapen.
B
Wel aardig...
C
Best wel leuk, ja...
D
SUPERRRRRRRRRleuk

Slide 40 - Quizvraag

Huiswerk volgende les
-Je leert vocabulaire E + F (met zinnen, 4x8 woordjes)
- Leren persoonlijk voornaamwoord en le verbe avoir 
(page 48-49)



 

Slide 41 - Tekstslide