5.3 Variatie in genotypen

Huiswerk nakijken 
 blz: 115, 116, 117 en 118 , 119
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Huiswerk nakijken 
 blz: 115, 116, 117 en 118 , 119

Slide 1 - Tekstslide

Thema 5 Erfelijkheid en evolutie
5.3 Variatie in genotypen

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik 

Slide 3 - Tekstslide

heeft een lichaamscel van een mens 46 chromosomen?
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

hoeveel chromosomen zitten er in de kern van een eicel van de mens
A
15
B
23
C
30
D
46

Slide 5 - Quizvraag

verandert bij celdeling de informatie voor erfelijke eigenschappen?
A
ja
B
nee

Slide 6 - Quizvraag

Wanneer kom het genotype van een baby tot stand?
A
bij de vorming van een eicel
B
bij de bevruchting van de eicel
C
bij de geboorte van de baby
D
bij de vorming van een zaadcel

Slide 7 - Quizvraag

Sjonny heeft veel getraind.
Zijn spieren zijn dikker geworden.
Wat is er bij John veranderd?
A
alleen zijn fenotype
B
alleen zijn genotype
C
zowel zijn genotype als fenotype

Slide 8 - Quizvraag

- Hugo zegt: "je genotype verandert als je ouder wordt"

- Kevin zegt: "de info voor je oogkleur bevindt zich alleen in de cellen van je oog".
Wie heeft er gelijk?
A
alleen Hugo heeft gelijk
B
Alleen Kevin heeft gelijk
C
Hugo en Kevin hebben geen van beiden gelijk.
D
Hugo en Kevin hebben allebei gelijk

Slide 9 - Quizvraag

leerdoelen vandaag
Aan het einde van deze les:
       - kun je omschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting                variatie in genotypen ontstaat.
       - kun je omschrijven wat een mutatie is.

Slide 10 - Tekstslide

Inleiding
In een lichaamscel komen chromosomen in paren voor en in een geslachtscel enkelvoudig.

Bij geslachtscellen komen veel verschillende genotypen voor.

Slide 11 - Tekstslide

5.3 Variatie in genotypen
Je vader en je moeder hebben niet dezelfde eigenschappen.
Je vader kan bijvoorbeeld steil haar hebben en je moeder krullend haar.

Bij de bevruchting krijg je van elke ouder 1 chromosoom. Daardoor kan de informatie op de 2 chromosomen van een paar verschillend zijn.
Het ene chromosoom bevat bijvoorbeeld de informatie voor steil haar, het andere voor krullend haar.

Slide 12 - Tekstslide

Gelijke & ongelijke genen

Slide 13 - Tekstslide

De 2 chromosomen van een paar bestaan uit dezelfde genen. Dat zie je aan dezelfde breedte en kleur van de streepjes: die is gelijk.

De informatie van de 2 genen kan verschillen.
Dat zie je aan de verschillende kleur en breedte van de streepjes: die is verschillend.

Slide 14 - Tekstslide

1: Bij sommige mensen hebben beide chromosomen van een paar het gen voor steil haar. Dit zijn gelijke genen.

2: Bij anderen bestaat het paar uit 2 genen voor krullend haar. Ook dit zijn gelijke genen.

3: En er zijn ook mensen die 1 gen hebben voor steil haar en 1 gen voor krullend haar. Dit is een voorbeeld van ongelijke genen.

Slide 15 - Tekstslide

5.3 Variatie in genotypen
Welk gen van een paar in een geslachtscel terechtkomt, hangt af van het toeval.
Er zijn veel verschillende mogelijkheden. Dat geldt voor de vader en voor de moeder.

Hierdoor heeft de nakomeling een andere combinatie van genen dan de ouders.
De nakomeling heeft een ander genotype dan de ouders.
Ook broers en zussen hebben verschillende genotypen.

Bij geslachtelijke voortplanting ontstaat bij de nakomeling variatie in genotypen.
Daardoor verschillen ook de fenotypen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

5.3 Variatie in genotypen
Het DNA in een chromosoom kan beschadigd raken, bijvoorbeeld bij de celdeling. Daardoor verandert de informatie voor een erfelijke eigenschap.

Zo'n plotselinge verandering van het genotype heet een mutatie. Bij een mutatie zijn 1 of meer genen gemuteerd (veranderd).

Slide 19 - Tekstslide

5.3 Variatie in genotypen
Een organisme waarbij een mutatie tot uiting komt in het fenotype, noem je een mutant.

Een voorbeeld van een mutant is een albino. Bij een albino is het lichaam niet in staat om pigment (kleurstof) te vormen. Daardoor zijn de haren en de huid erg bleek. Albino's komen zowel bij mensen als bij dieren voor.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

5.3 Variatie in genotypen
Door sommige soorten straling kunnen in je lichaam mutaties ontstaan (bijvoorbeeld radioactieve straling, uv-straling  en röntgenstraling).

Ook als je met bepaalde chemische stoffen in aanraking komt, ontstaan vaker mutaties (bijvoorbeeld asbest of stoffen in sigarettenrook).

Slide 22 - Tekstslide

Straling en chemische stoffen zijn voorbeelden van mutagene invloeden.

Mutageen betekent dat het een mutatie kan veroorzaken.

Slide 23 - Tekstslide

5.3 Variatie in genotypen
Soms vinden mutaties plaats in genen die de celdeling regelen. Hierdoor kan een cel zich ongeremd gaan delen. Er ontstaat dan een gezwel of tumor.

Sommige tumoren groeien langzaam en zijn niet ernstig. Maar er zijn ook tumoren waarbij de cellen zich snel delen en de tumor hard groeit. Dit heet kanker.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

5.3 Variatie in genotypen
Cellen van de tumor kunnen terechtkomen in het bloed.
Deze cellen worden meegevoerd en komen in andere lichaamsdelen terecht.
Daar ontstaan dan weer nieuwe tumoren.
Dit heet uitzaaiing.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

5.3 variatie in genotypen
Mutagene invloeden kunnen ook kankerverwekkend zijn.

Teveel uv-straling van de zon op de huid bijvoorbeeld vergroot de kans op huidkanker.
Stoffen in sigarettenrook vergroten de kans op longkanker.

Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag 
• Lees blz: 122, 123 en 124
• Maak blz: 125, 126, 127, 128 en 129

Slide 29 - Tekstslide

Een mutatie =
A
ontstaan nieuw organisme
B
aanpassing aan de omgeving
C
ontstaan nieuw fenotype
D
plotselinge verandering van het genotype

Slide 30 - Quizvraag

Hoe noemen we de mutatie bij dit dier?
A
witte aap
B
albino
C
apino
D
alpaca

Slide 31 - Quizvraag

Door geslachtelijke voortplanting ontstaan organismen met nieuwe genotypen.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

zelf aan de slag

Huiswerk: opdrachten 1 t/m 4 maken
(vanaf blz. 14)

Volgende les 5.4: De Evolutietheorie

Slide 33 - Tekstslide

Bedankt voor jullie aandacht!

Slide 34 - Tekstslide