12 01 23 Formuleren H3

V 1G
Welkom

1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

V 1G
Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Programma vandaag

  • Lezen in je eigen leesboek
  • Herhaling verwijswoorden en huiswerk bespreken
  • Signaalwoorden

    timer
    15:00

    Slide 2 - Tekstslide

     Leerdoelen P3
     Wat heb je nodig voor correct spreken en schrijven? 
    1. Verwijs- en signaalwoorden correct gebruiken
    2. Werkwoorden correct spellen
    3. Leestekens correct gebruiken
    4. Korte presentatie voorbereiden en houden
    5. Enthousiast presenteren

    Slide 3 - Tekstslide

    Verwijswoorden, huiswerk
    Formuleren Hst 2 en 4

    Vragen?

    Slide 4 - Tekstslide

    Vul in
    1.  De commissie heeft ..... leden uitgenodigd. 
    2. Assepoester ging naar .... bal .... de prins gaf.
    3. Het kind liep te huilen.     ..... schreeuwde hard. 
    4. Dit tijdschrift is opgeheven omdat .... veel abonnees verloor. 
    5. Dit kunstwerk hier vind ik wel interessant, maar .... daar niet echt. 

    Slide 5 - Tekstslide

    Dus: 

    de-woord: 

    deze tafel (hier)
    die tafel (daar)

    Dus:

    het-woord:

    dit gebouw (hier)
    dat gebouw (daar)

    onthoud:  heT  / diT / daT
    verkleinwoorden: het


    Slide 6 - Tekstslide

    Tekstverbanden
    Formuleren Hst 3
    (pag. 92 van je boek)

    Slide 7 - Tekstslide

    Hoe verbind je de twee zinnen?
    Ik kleed me heel mooi aan. Ik ga naar een feest.


    Waarom verbind je deze twee zinnen?


    Slide 8 - Tekstslide

    Hoe verbind je de twee zinnen?
    • Ik kleed me heel mooi aan, WANT ik ga naar een feest.
    • Ik kleed me heel mooi aan, OMDAT ik naar een feest ga.
    => redengevend
    • VOORDAT ik naar een feest ga, kleed ik me mooi aan.
    => chronologisch
    • Ik ga naar een feest, DUS ik kleed me mooi aan.
    => concluderend




    Slide 9 - Tekstslide

    Tekstverband en signaalwoord dat daarbij hoort:
     
    1. chronologisch (tijd): Eerst, toen, daarna,...
    2. opsommend: en, ook, daarnaast,...
    3. tegenstellend: maar, daarentegen, echter,...
    4. toelichtend: zo, denk aan, bijvoorbeeld,...

    Slide 10 - Tekstslide

    Tekstverband en signaalwoord dat daarbij hoort:

    1. oorzaak-gevolg: daardoor, doordat, als gevolg van
    2. Doordat het regent, wordt de straat nat
    3. reden: omdat, want, namelijk,..
    4. conclusie/samenvatting: kortom, al met al, dus,.
    5. voorwaarde: als...dan, indien, tenzij, wanneer,..
    6. Als jij op tijd opstaat, kom je niet te laat voor de les

    Slide 11 - Tekstslide

    Zoek het verband en het signaalwoord
    1.  Ik ga naar de bakker. Daarna fiets ik naar de slager. 
    2. Het waait hard. Daardoor zijn de bomen kaal.
    3. Harry Potter heeft de wedstrijd gewonnen omdat hij hard getraind heeft. 

    Slide 12 - Tekstslide

    Welke vragen heb je nog?

    .....

    Maak opdr. 1 Formuleren Hst 3

    over 5 minuten bespreken
    Klaar? Ga verder met opdracht 2

    Slide 13 - Tekstslide

    Schrijf op wat je geleerd hebt deze les

    Slide 14 - Tekstslide