W3 Wonen en Huishouden Voeding + Leervragen

W3 Wonen en Huishouden 
Voeding/Dieetleer
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

W3 Wonen en Huishouden 
Voeding/Dieetleer

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan jullie doen
Deze week :
Een begin maken aan het Thema Voeding:

Ga in het boek Persoonlijke Verzorging op zoek naar de antwoorden op de leervagen:
1. Hoe pas je kennis van voedingsleer en dieetleer toe? - (Thema 3 Paragraaf 10.4 - Voedingsmiddelen en voedingssotffen en 11.2 Soorten Diëten)
2. Wat is voedingsleer? - ( Thema 3 Paragraaf 10.4 - Voedingsmiddelen en voedingsstoffen)
3. Welke diëten worden onderscheiden? -  (Thema3 Paragraaf 11.2 - Soorten diënten)
4. Op welke verschillende manieren kun je een cliënt ondersteunen bij het bereiden van een maaltijd? - (Thema 3 Paragraaf 12.5.1 - Informeren, adviseren, stimuleren en motiveren & 12.5.2 - Maaltijden voorbereiden en samenstellen)
5. Welke kennis heb je nodig om cliënten te ondersteunen bij het bereiden van maaltijden?
(Thema 3 Paragraaf 12.5.1 - Informeren, adviseren, stimuleren en motiveren & 12.5.2 - Maaltijden voorbereiden en samenstellen))
6. Op welke verschillende manieren kun je een cliënt ondersteunen bij de maaltijd?
(Thema 3 Paragraaf 12.5.3 - Helpen bij eten en drinken)

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Leervragen beantwoorden
- Theorie over Voeding
-  Werken aan 3.10/3.11/3.12 & 2.5

Slide 3 - Tekstslide

Leervragen (schrijf/typ mee!)
1. Hoe pas je kennis van voedingsleer en dieetleer toe?

Voedingsleer
omvat de kennis van voedingsstoffen en verschillende soorten voeding en welke effecten deze hebben op de menselijke stofwisseling.


Dieetleer is het kennen van de soorten diëten en weten wat ze inhouden. 

Het toepassen van voedingsleer en dieetleer houdt in dat je samen met de zorgvrager/cliënt kan kijken wat het best past bij wat de cliënt nodig heeft,  wat zijn/haar wensen zijn en daarop je ondersteuning kan afstemmen. 


Slide 4 - Tekstslide

Leervragen
2. Wat is voedingsleer?

 Voedingsleer omvat de kennis van voedingsstoffen en verschillende soorten voeding en welke effecten deze hebben op de menselijke stofwisseling.

Slide 5 - Tekstslide

Leervragen
3.  Welke diëten worden onderscheiden?

Diëten worden onderscheiden in 2 groepen:
Voedingsstof beperkende diëten
-Energie beperkt
- Natriumarm/ Natriumbeperkt
- Cholesterol verlagend
- Eiwitbeperkt
- Diabetes mellitus
Type 1 = geen of weinig insuline -> Vaak op jonge leeftijd
Type 2 = Lichaam heeft moeite met glucose (suiker) opslaan -> komt vaker voor na 30 jaar

Slide 6 - Tekstslide

Leervragen
3.  Welke diëten worden onderscheiden?

Diëten worden onderscheiden in 2 groepen:
Voedingsstof verrijkende diëten
- Energieverrijkt
- Eiwit verrijkt
- Voedingsvezelverrijkt 

Slide 7 - Tekstslide

Leervragen
4. Op welke verschillende manieren kun je een cliënt ondersteunen bij het bereiden van maaltijden?

- Je kan ondersteuning bieden bij het koken
- Je kan ondersteuning bieden bij het doen van boodschappen

Slide 8 - Tekstslide

Leervragen
5. Welke kennis heb je nodig om cliënten te ondersteunen bij het bereiden van maaltijden?

Om te kunnen ondersteunen bij het bereiden van maaltijden moet je beschikken over de kennis van voeding en welke voedingsstoffen belangrijk zijn. 

Ook wordt er van je verwacht dat je rekening kan houden met aanbevolen dagelijkse hoeveelheden(ADH) bij de bereiding van maaltijden. en dat je rekening houdt met de dieetvoorschriften van je cliënt.


Slide 9 - Tekstslide

Leervragen
6. Op welke verschillende manieren kun je een cliënt ondersteunen bij de maaltijd?

Ondersteunen van een cliënt bij maaltijd kan op de volgende manieren:

- Zorg dat je cliënt goed zit of ligt om te kunnen eten.
- Onderzoek de mogelijkheden van aangepast bestek en anti-lekbekers
als de cliënt verminderde spierfuncties/ fijne motoriek heeft
- Probeer tijdens het eten en drinken altijd om elke beschikbare vorm van zelfredzaamheid aan te spreken.
 Wat kan de cliënt nog zelf? Is het bijvoorbeeld handiger om het eten volledig over te nemen, omdat het anders te vermoeiend is voor je cliënt?

Slide 10 - Tekstslide

Voeding
Alles wat je eet en drinkt is voeding.

Bij Voeding maak je onderscheid tussen Voedingsmiddelen en Voedingsstoffen

  • Voedingsmiddelen zijn levensmiddelen, de producten die je kunt kopen en eten/drinken. bijvoorbeeld brood, vlees, kaas of vruchten.

  • Voedingsstoffen zijn de bestanddelen van voedingsmiddelen, zoals eiwitten, vetten, koolhydraten, vitaminen en mineralen.
    Het lichaam heeft deze stoffen nodig als brandstof, bouwstof of regelstof.

Slide 11 - Tekstslide

Voedingsstoffen
Gezonde voeding bevat deze stoffen in de juiste verhouding :
  • koolhydraten 
  • eiwitten
  • (onverzadigde) vetten
  • vitaminen
  • mineralen 

Slide 12 - Tekstslide

Voedingsstoffen in groepen
Deze voedingsstoffen zijn te verdelen in drie groepen:

  • energieleverende stoffen: koolhydraten en vetten;
    (zorgen dat je lichaam kan bewegen en lichaamsteperatuur kan regelen)

  • bouwstoffen: eiwitten;
  • ( aanmaak/herstel van cellen, bijv spieren)

  • regulerende (of beschermende) stoffen: vitaminen en mineralen.
    (o.a voor verbetering van weerstand)

Slide 13 - Tekstslide

Energieleverende stoffen
Koolhydraten zijn suikers die na vertering door het lichaam om worden gezet in glucose.

Koolhydraten zorgen voor:
- het kunnen bewegen van je lichaam
- dat lichaamsprocessen zoals je stofwisseling blijven werken
-  je lichaamsteperatuur om 37 graden celsius blijft.
- goede werking van je hersenen door middel van glucose

Belangrijke koolhydraten zijn, voedingsvezels.


Slide 14 - Tekstslide

Waar zorgen voedingsvezels voor?
A
Dat je een "vol gevoel" hebt zodat je niet teveel eet.
B
Verbeterde werking van de darmen

Slide 15 - Quizvraag

Verzadigd vet - Onverzadigd vet
Verzadigde vetten zijn ongezonde vetten, want deze verhogen het cholesterolgehalte in het bloed. Daarmee vergroot de kans op hart- en vaatziekten.

Onverzadigd vet verlaagt juist het cholesterolgehalte.

Er bestaat ook nog transvet, dat is nog slechter dan verzadigd vet. Dat vet ontstaat vrijwel altijd in de fabriek. 

Slide 16 - Tekstslide

Welke producten ken je
met verzadigd vet?

Slide 17 - Woordweb

Bouwstoffen
Eiwitten zijn voedingsstoffen die de bouwstenen vormen voor de lichaamscellen.
Eiwitten die in voeding zitten, leveren aminozuren aan het lichaam. 

Het lichaam heeft aminozuren nodig voor de lichaamseigen eiwitten.

Deze eiwitten worden gebruikt voor het aanmaken van nieuwe lichaamscellen, wat goed is voor de huid, spieren, botten en het bloed.

Slide 18 - Tekstslide

Regulerende stoffen
(Ook wel beschermende stoffen genoemd)

Vitaminen is de naam voor een aantal stoffen die het lichaam in heel kleine hoeveelheden nodig heeft voor groei, herstel van weefsels en het voorkomen van ziekten.

Kleine tekorten leiden tot vermindering van weerstand, vermoeidheid en prikkelbaarheid. 
Vitaminen leveren geen energie. Vitaminen komen in kleine hoeveelheden voor in eten en drinken.

Wist je dat: er 13(!) verschillende vitaminen? ->  A, C, D, E, K en acht soorten vitamine B

Slide 19 - Tekstslide

Check of je alles hebt afgemaakt!
(Binnenkort controleer ik of alles gemaakt is)

Boek Persoonlijke Verzorging -
Thema 3, hoofdstuk 3.10 Gezonde voeding , 3.11 Dieetleer & 3.12 Ondersteunen bij eten en drinken
3.10 - 1A, 2A, 2B, 3, 4
 3.11 - 2A, 2B, 3A
3.12 - 3, 5

Slide 20 - Tekstslide

Aan de slag met:
Boek Persoonlijke Verzorging - Thema 3, hoofdstuk 3.10 Gezonde voeding , 3.11 Dieetleer & 3.12 Ondersteunen bij eten en drinken
Bestudeer en Maak: 3.10 - 1A, 2A, 2B, 3, 4
Bestudeer en Maak: 3.11 - 2A, 2B, 3A
Bestudeer en Maak 3.12 - 3, 5

Boek Leefomgeving - Thema 2, hoofdstuk 2.5 Zorg voor de maaltijden
Bestudeer en maak : 2.5 - 1 t/m 6 

Slide 21 - Tekstslide