Les grammaire Unité 4

Bienvenue!
M arMMar
mardi
8 juin
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bienvenue!
M arMMar
mardi
8 juin

Slide 1 - Tekstslide

Dans ce cours...
  • De passé composé met être
  • Bij aller en arriver

Slide 2 - Tekstslide

Le passé composé
De passé composé is de tegenwoordige tijd met 2 werkwoorden.
Bijvoorbeeld: Ik heb gegeten = j'ai mangé.

Tot nu toe heb je geleerd dat je een vorm van het werkwoord avoir gebruikt als hulpwerkwoord, maar soms gebruik je être.

Slide 3 - Tekstslide

Le passé composé
Bij bijvoorbeeld partir gebruik je être als hulpwerkwoord.

Bijvoorbeeld: 
  • Tu es parti = Jij bent vertrokken.
  • Il est parti = Hij is vertrokken.

Slide 4 - Tekstslide

Le passé composé
Als het hulpwerkwoord être is, kan het voltooid deelwoord extra letters krijgen:

mnl ev
-
Il est allé
vrl ev
+e
Elle est allée
mnl mv
+s
Nous sommes allés
Vous êtes allés
Ils sont allés
vrl mv
+es
Elles sont allées

Slide 5 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord être

Slide 6 - Open vraag

Kies de juiste vorm van het hulpwerkwoord.
Nous ... arrivés au Portugal.
A
es
B
sommes
C
sont
D
êtes

Slide 7 - Quizvraag

Tu ... allé au supermarché.
A
suis
B
es
C
est
D
sont

Slide 8 - Quizvraag

Ma soeur ... arrivée à l'heure.
A
êtes
B
es
C
est
D
suis

Slide 9 - Quizvraag

Les amis ... allés au cinéma.
A
sont
B
suis
C
est
D
êtes

Slide 10 - Quizvraag

Vul het voltooid deelwoord van het werkwoord tussen haakjes in.
Elle est ... à Lille. (arriver)

Slide 11 - Open vraag

Nous sommes ... à l'école. (aller)

Slide 12 - Open vraag

Les garçons sont ... en retard. (arriver)

Slide 13 - Open vraag

Tu es ... au marché. (aller)

Slide 14 - Open vraag

Sophie et Anne sont ... en France. (arriver)

Slide 15 - Open vraag

Il est allée à la piscine.
A
B

Slide 16 - Quizvraag

Elles sont arrivés à la maison.
A
B

Slide 17 - Quizvraag

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes in de passé composé.
Sarah ... chez le coiffeur. (aller)

Slide 18 - Open vraag

Nous ... en Espagne. (arriver)

Slide 19 - Open vraag

Les filles ... au concert. (aller)

Slide 20 - Open vraag

Ils ... chez moi. (arriver)

Slide 21 - Open vraag

Verbuga
Op de volgende dia staat een link naar de website www.verbuga.eu. Oefen daar met de werkwoorden in de passé composé.
  1. In de kolom links vink je présent uit en de passé composé aan.
  2. In de kolom in het midden vink je 2 werkwoorden aan: aller, partir.
  3. In de kolom rechts vink je 4 werkwoorden aan: arriver, rentrer, rester, tomber
  4. Klik op confirmer.
  5. Je krijgt dan te zien welk werkwoord je moet vervoegen bij welke persoon. Vul het hulpwerkwoord en voltooid deelwoord in.
  6. Klik op suivant om naar de volgende vraag te gaan.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Link

partir = vertrekken
PRÉSENT:
  • je pars (ik vertrek)
  • tu pars (jij vertrekt)
  • il /elle / on part (hij / zij / men vertrekt)
  • nous partons (wij vertrekken)
  • vous partez (jullie vertrekken / u vertrekt)
  • ils / elles partent (zij vertrekken)

Slide 24 - Tekstslide

ik vertrek

Slide 25 - Open vraag

jij vertrekt

Slide 26 - Open vraag

hij vertrekt

Slide 27 - Open vraag

wij vertrekken

Slide 28 - Open vraag

jullie vertrekken / u vertrekt

Slide 29 - Open vraag

zij vertrekken

Slide 30 - Open vraag

Hij is vertrokken.

Slide 31 - Open vraag

Zij is vertrokken.

Slide 32 - Open vraag

Wij zijn vertrokken.

Slide 33 - Open vraag

Zij (de meisjes) zijn vertrokken.

Slide 34 - Open vraag

Zij (de jongens) zijn vertrokken.

Slide 35 - Open vraag