toets zuivel

Welke omschrijving van zuivel is juist?
A
alle melkproducten die van koemelk gemaakt zijn.
B
Het is een verzamelnaam van producten die gemaakt zijn van melk
C
Zuivel is melk van koeien.
D
Zuivel zijn producten van koeien- en geitenmelk
1 / 13
volgende
Slide 1: Quizvraag

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Welke omschrijving van zuivel is juist?
A
alle melkproducten die van koemelk gemaakt zijn.
B
Het is een verzamelnaam van producten die gemaakt zijn van melk
C
Zuivel is melk van koeien.
D
Zuivel zijn producten van koeien- en geitenmelk

Slide 1 - Quizvraag

messen in de keuken

Slide 2 - Tekstslide

wat weet jij al over
koksmessen?

Slide 3 - Woordweb

Hoe onstaat de witte kleur in melk?

Slide 4 - Open vraag

waarvan is de samenstelling van melk afhankelijk
A
seizoen
B
diersoort
C
voeding
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 5 - Quizvraag

Waarom bevat magere melk minder vitamine A en D?

Slide 6 - Open vraag

hoe komt het dat ongepasteuriseerde melk na enige tijd verzuurt?
A
melksuiker zet melkzuur om in melkbacterie.
B
melkzuurbacterie zet melksuikers omin melkzuur.
C
Gist zorgt voor smaakverandering in de melk.
D
in de verpakking zitten stoffen die het melksuiker omzetten in melkzuur.

Slide 7 - Quizvraag

waar moet je op letten bij een koemelk-allergie?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een koemelk-allergie en een koemelk-intolerantie?
A
bij een allergie wordt ik ziek en bij een intolerantie niet
B
Bij een intolerantie wordt ik ziek en bij een allergie niet
C
bij een intolerantie verdragen de darmen een bepaalde stof niet
D
bij een allergie verdragen de darmen een bepaalde stof niet

Slide 9 - Quizvraag

wat kan iemand met lactose intolerantie niet eten?
A
slagroom
B
sojamelk
C
nederlandse harde kaas
D
karnemelk

Slide 10 - Quizvraag

Wat is standaardiseren bij zuivel

Slide 11 - Open vraag

noteer de vetpercentages van:
magere, halfvol en volle melk

Slide 12 - Open vraag

hoeveel liter melk geeft een gemiddelde koe per dag
A
10 liter
B
5500 gram
C
275 dl
D
3000 ml

Slide 13 - Quizvraag