unit 2 lesson 7.2

Welcome!

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welcome!

Slide 1 - Tekstslide

Check
lesson 7 opdracht 11 t/m 17

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Grammar 5: many, much etc.

Slide 4 - Tekstslide

Much of many?

Much en many betekenen allebei ‘veel’.

  • Bij dingen die je kunt tellen, gebruik je many.
  • Bij dingen die je niet kunt tellen, zoals vloeistoffen, geld etc. gebruik je much:
For example: I haven't got many shoes.
                            There is much money in his bag.

Slide 5 - Tekstslide

Telbare zelfstandige naamwoorden

NIET Telbare

zelfstandige naamwoorden

Slide 6 - Tekstslide

many
much

Slide 7 - Tekstslide

EZELSBRUGGETJE
Het verschil kun je onthouden aan de hand van de zin
Many kisses and much love

Many --> kun je tellen
Much --> kun je niet tellen

Slide 8 - Tekstslide

MUCH money
MANY coins and MANY banknotes

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

... boys
A
much
B
many

Slide 11 - Quizvraag

... food
A
much
B
many

Slide 12 - Quizvraag

... Christmas trees
A
much
B
many

Slide 13 - Quizvraag

... sugar
A
much
B
many

Slide 14 - Quizvraag

... sugar cubes
A
much
B
many

Slide 15 - Quizvraag

MUCH
MANY
money
sand
girls
pens
cars
coffee
rain
water
doors
hair
tables
phones

Slide 16 - Sleepvraag

MANY = veel en telbaar:
cars
pupils
books
cats
questions
hours
...
MUCH = veel en NIET telbaar:
sugar
love
anger
space
homework
time
...

Slide 17 - Tekstslide

New grammar: possessive pronouns

Slide 18 - Tekstslide

New grammar: possessive pronouns

Als je wilt uitdrukken dat iets van jou (of van iemand anders) is, kun je bezittelijke voornaamwoorden gebruiken, zoals jouw, mijn, zijn, gevolgd door datgene wat jij of iemand anders bezit. Bijvoorbeeld: mijn boek, jouw huis, zijn hond.



Slide 19 - Tekstslide

New grammar: possessive pronouns
Nederlands           Engels         Bezittelijk voornaamwoord 

mijn                       my               My name is Kim.
jouw                      your             Your family's from Canada.
zijn                        his                His hobby is fishing.
haar                       her               Her name is Hannah. 
zijn (dier)              its                Its name is Kelsey (dog).
onze                       our              Our cat is very young.
uw, jullie               your            Your friends live in Paris.
hun                        their            Their trip was great.

Slide 20 - Tekstslide

Als je wilt zeggen dat iets van jou of iemand anders is.

Slide 21 - Tekstslide

my, mine, of mine, etc...

That book is ...
A
my
B
mine
C
of mine

Slide 22 - Quizvraag

This is (mijn) bike, it is (van mij)
A
mine, my
B
my, my
C
mine, mine
D
my, mine

Slide 23 - Quizvraag

This isn't _______book
A
Mine
B
Of mine
C
my
D
I

Slide 24 - Quizvraag

Mijn jas
A
my jacket
B
mine jacket

Slide 25 - Quizvraag

That coat is _______.
A
my
B
mine

Slide 26 - Quizvraag

Is this cup _____?
A
your
B
yours

Slide 27 - Quizvraag

He lives in _____ house.
A
her
B
hers

Slide 28 - Quizvraag

You might want _____ phone.
A
your
B
yours

Slide 29 - Quizvraag

open vragen
Er komen nu 6 open vragen. 

Voorbeeld: Have you heard ___ song yet? (hun)
Antwoord: their

Slide 30 - Tekstslide

Was that idea ...., or wasn't it? (van haar)

Slide 31 - Open vraag

They claim the painting is ____ . (van hen)

Slide 32 - Open vraag

This piano was ___ once, right? (van u)

Slide 33 - Open vraag

They admitted the dog was ____ . (van hen)

Slide 34 - Open vraag

Where is ___ brother? (jouw)

Slide 35 - Open vraag

Irregular (=onregelmatige) verbs

Slide 36 - Tekstslide

Voor het SE van Unit 2:
- begin                      - forget                        - steal
- buy                  - grow                         - tell
- catch                    - ring                            - think
- eat                      - stand                            - wear

Slide 37 - Tekstslide

maken opdracht 18 + 19

Slide 38 - Tekstslide