Stunde 4 - ich

Stunde 4 - ich
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Stunde 4 - ich

Slide 1 - Tekstslide

De vorige les
  • begroeten, afscheid nemen, bedanken
  • Klassensprache
  • uitspraak sis-klanken: s, ß, sch, z
  • uitspraak umlaut: ä, ö, ü

Slide 2 - Tekstslide

Deze les:
  • Klassensprache
  • Alter + Zahlen
  • Klein- und Großschreibung
  • Bingo

Slide 3 - Tekstslide

Wiederholung Klassensprache:
Ich habe es nicht verstanden.
Können Sie das wiederholen?
Können Sie mir bitte helfen?

Slide 4 - Tekstslide

Klassensprache
Kijk goed naar de plaatjes en lees de zin. Wat betekent de zin in het Nederlands denk je?

Slide 5 - Tekstslide

Was müssen wir machen?

Slide 6 - Tekstslide

Wo steht das?

Slide 7 - Tekstslide

Ich habe eine Frage.

Slide 8 - Tekstslide

Meerkeuze
Kies de juiste vertaling van de Nederlandse zin.

Slide 9 - Tekstslide

Wat moeten wij doen?
A
Wo steht das?
B
Ich habe es nicht verstanden.
C
Ich habe eine Frage.
D
Was müssen wir machen?

Slide 10 - Quizvraag

Waar staat dat?
A
Wo steht das?
B
Ich habe es nicht verstanden.
C
Ich habe eine Frage.
D
Was müssen wir machen?

Slide 11 - Quizvraag

Ik heb een vraag.
A
Wo steht das?
B
Ich habe es nicht verstanden.
C
Ich habe eine Frage.
D
Was müssen wir machen?

Slide 12 - Quizvraag

Aufgabe 1 - Zahlen
Kijk naar de video en schrijf de getallen op in jouw boekje.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Aufgabe 2 - machen

Slide 15 - Tekstslide

Aufgabe 3A - Klein- und Großschreibung
Lees de Duitse tekst en kijk goed wanneer er een hoofdletter gebruikt wordt. Wat zijn de regels denk je?

Slide 16 - Tekstslide

Hoofdletters Duits:
  • Aan het begin van de zin.
  • Bij namen van plaatsen, mensen en dieren.
  • Bij zelfstandige naamwoorden. 

Slide 17 - Tekstslide

Aufgabe 3B - Klein- und Großschreibung
Lees de Duitse tekst. Welk woord moet met een hoofdletter geschreven worden? Markeer dat woord.

Slide 18 - Tekstslide


Kies 9 getallen van 0 t/m 20 en schrijf deze in jouw bingokaart.
De docent noemt steeds (in het Duits) een getal, als je dit getal hebt opgeschreven streep je hem door. Wie als eerste een rijtje heeft, mag bingo roepen.

Slide 19 - Tekstslide

Ik kan tot 20 tellen in het Duits.
helemaal mee eens
mee eens
niet mee eens en
oneens
helemaal mee oneens

Slide 20 - Poll

Ik kan in het Duits zeggen dat ik een vraag heb, vragen waar iets staat en vragen wat we moeten doen.
helemaal mee eens
mee eens
niet mee eens en niet mee oneens
oneens
helemaal mee oneens

Slide 21 - Poll

Ik kan markeren waar een hoofdletter moet komen te staan in het Duits.
helemaal mee eens
mee eens
niet mee eens en niet mee oneens
oneens
helemaal mee oneens

Slide 22 - Poll