formuleren h4: verwijswoorden

Hoofdstuk 4
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je weet wat verwijswoorden zijn.
  • Je kan uitleggen en herkennen met welke verwijswoorden je naar de-woorden en het-woorden verwijst.
  • Je kan in een tekst/zin aangeven of een verwijswoord goed of niet goed gebruikt wordt. 
  • Je kan bij het schrijven van een tekst verwijswoorden op een goede manier gebruiken. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Iris was nog maar een klein meisje toen ... haar eigen land verliet en naar Nederland kwam.
A
hem
B
het
C
hij
D
zij

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het patroon op de neus van een kat is zo uniek, dat ... gelijkstaat aan een vingerafdruk.
A
hem
B
het
C
hij
D
zij

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De hond van de buren is heel lief en vrolijk, dus ze kunnen ... makkelijk alleen laten met hun kinderen.
A
hem
B
het
C
hij
D
zij

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We kunnen nog niet naar het zwembad, want ... is nog niet open.
A
zij
B
hij
C
het
D
die

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Geslacht opzoeken
  • Woordenboek

www.vandale.nl


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordgeslacht
Zelfstandige naamwoorden zijn mannelijk, vrouwelijk of onzijdig.

mannelijk                           de-
vrouwelijk                           woorden

onzijdig                                het-
                                                  woorden

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Hij ging gisteren naar een monteur, maar die kon helaas niets meer doen.'
-die- verwijst naar:
A
Hij
B
gisteren
C
een
D
monteur

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Voetballen is volgens Chris de mooiste sport die er bestaat!'
-die- verwijst naar:
A
Voetballen
B
sport
C
Chris
D
de mooiste

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Paul verzamelt postzegels. Hij heeft er inmiddels al honderden.
Waar verwijst -hij- naar?

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorzichtig haalt hij ze met een pincet van een natgemaakte envelop. Zo gaan de postzegels niet kapot.

Waar verwijst -ze- in de eerste zin naar?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul in:
De getuige legde ... verklaring af.
A
dit
B
hun
C
zijn/haar

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De vereniging werft ... leden in ziekenhuizen.
A
hun
B
zijn
C
haar

Slide 17 - Quizvraag

De vereniging is vrouwelijk.
Het team heeft ... tactiek gewijzigd.
A
hun
B
haar
C
zijn

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit bedrijf heeft ... werknemers uitstekend geïnformeerd.
A
hun
B
zijn
C
haar

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit concern heeft helaas een kwart van ... medewerkers moeten ontslaan.
A
haar
B
zijn
C
hun
D
hen

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verwijzen naar mannelijke de-woorden doe je met...
A
het, zijn, dat, dit
B
hij, hem, zijn, die, deze
C
zij/ze, haar, die, deze
D
zij/ze, hen, hun, die, deze

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan het werk
Maak alle opdrachten in jouw route van hoofdstuk 4 formuleren.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ging de les?
Lukt het? Werkt het? Leert het?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Deze slide heeft geen instructies