Engels:Hello. How are you?
Hello. I'm fine, thank you
Do you speak Dutch?
No, I don't speak Dutch
Only a little bit
Where do you come from?
What is your nationality?
I am English
And you, do you live here?
Yes, I live here
My name is Sarah, what's your name?
What are you doing here?
I am on holiday
We are on holiday
I am on a business trip
I work here
We work here
Nederlands:Hallo. Hoe gaat het?
Hallo. Het gaat goed, dank je
Spreek je Nederlands?
Nee, ik spreek geen Nederlands
Slechts een klein beetje
Waar kom je vandaan?
Wat is je nationaliteit?
Ik ben Engels
En jij, woon je hier?
Ja, ik woon hier
Ik heet Sarah, en jij?
Wat doe je hier?
Ik ben op vakantie
Wij zijn op vakantie
Ik ben op zakenreis
Ik werk hier
Wij werken hier