8.1 Krachten op voertuigen

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Waarom is de luchtwrijving bij deze fietsen zo verschillend?
A
de rolwrijwing speelt hier geen rol
B
de snelheden zijn zeer verschillend
C
de vorm van de fiets is zo anders
D
ze zijn voor andere wegdekken.

Slide 3 - Quizvraag

Welke factor heeft geen invloed op de luchtwrijving?
A
de massa
B
de vorm
C
de grootte
D
de snelheid

Slide 4 - Quizvraag

v-03)
Welke invloed heeft een ter lage bandenspanning op de rolwrijving
A
dit heeft geen invloed
B
de rolwrijving neemt toe
C
de rolwrijving neemt af

Slide 5 - Quizvraag

Bij een hogere snelheid is de luchtwrijving groter
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Het gewicht is een kracht.
Wat is de eenheid van gewicht?
A
kg
B
N
C
m
D
F

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Aangrijpingspunt
Grootte van de kracht
richting

Slide 13 - Sleepvraag

1
2
3
Sleep het blokje 'grootste kracht' naar de juiste vector.
Let op dat je blokje 1 in blok 1 zet etc.
1: grootste kracht.
2: grootste kracht.
3: grootste kracht.

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Tekstslide

Wat kan je dan zeggen over de nettokracht bij elke beweging.
De nettokracht is gelijk aan 0 N
De nettokracht is groter dan 0 N
De nettokracht is kleiner dan 0 N

Slide 16 - Sleepvraag

Bereken de nettokracht bij afbeelding 1 en 2.
690N
310N
90N
510N

Slide 17 - Sleepvraag

Een fietser gaat een heuvel af.
Welke kracht hoort bij welke pijl?
1.
2.
3.
4.
5.
Zwaartekracht
Rolwrijving
Luchtwrijving
Nettokracht
Trapkracht

Slide 18 - Sleepvraag

Beweging en snelheid
8.2

Slide 19 - Tekstslide

km / h
  • km = kilometer
  • / = per
  • h = hour
  • Voertuig rijdt 100 km/h
  • In 1 uur legt het voertuig 100 kilometer af

Slide 20 - Tekstslide

Oefening
  • Je legt 150 kilometer af in 3 uur.  
  • Wat is de snelheid?
timer
1:00
  • 150 km : 3 h
  • =50 km/h

Slide 21 - Tekstslide

Snelheid berekenen
  • snelheid = afstand : tijd
  • Je rijdt 120km en je doet er 4 uur over

snelheid = afstand : tijd
snelheid = 120 km: 4h
snelheid = 30 km/h

Slide 22 - Tekstslide

Stel dat je met je scooter door de stad rijdt. Is je snelheid dan altijd hetzelfde? Waarom wel / niet ?

Slide 23 - Open vraag

Gemiddelde snelheid
  • Snelheid niet altijd hetzelfde
  • Soms sneller en soms trager
  • Daarom berekenen we vaak de gemiddelde snelheid

Slide 24 - Tekstslide

Hardlopen
  • 100 m in 10 seconden
  • Hier gebruiken we geen km/h maar m/s
  • Berekening blijft hetzelfde (snelheid = afstand : tijd)
  • Gebruik dan voor afstand de meter en tijd de seconde

Slide 25 - Tekstslide

Extra oefening
Een hardloper doet er 13s over om 125m af te leggen.  Bereken zijn gemiddelde snelheid.
  • snelheid = afstand:tijd
  • snelheid = 125m : 13s
  • snelheid = 9,6 m/s

Slide 26 - Tekstslide

Omzetting snelheid
  • m/s → km/h
    meer → dus x 3,6

  • km/h → m/s
    kleiner → dus : 3,6 

Slide 27 - Tekstslide

Snelheden omzetten met grafiek

Slide 28 - Tekstslide

Berekenen van tijd
  • Via het BINAS zien we dat
    gemiddelde snelheid = afstand : tijd

  • afgelegde weg = snelheid x tijd

  • Hieruit kunnen we ook de tijd berekenen
    tijd = afstand : snelheid

Slide 29 - Tekstslide

Met welke formule bereken je de gemiddelde snelheid?
A
gemiddelde snelheid= afstand x tijd
B
gemiddelde snelheid= afstand : tijd
C
gemiddelde snelheid= tijd : afstand
D
gemiddelde snelheid= afstand + tijd

Slide 30 - Quizvraag

Een snelheid van 25 m/s is groter dan een snelheid van 25 km/h.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quizvraag

Tom gaat met zijn ouders op vakantie. De afstand is 200 km. Ze doen er vier uur over om op de plaats van bestemming te komen.
Tom rekent uit: 200 : 4 = 50
Wat heeft Tom uitgerekend?
A
De gemiddelde snelheid
B
De grootste snelheid
C
De kleinste snelheid
D
De veiligste snelheid

Slide 32 - Quizvraag

Maak:
Hoofdstuk 8
paragraaf 1 + 2
Opdracht 1 t/m 51

Slide 33 - Tekstslide