§11.3

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Pak alvast je tekstboek erbij,
 blz 109

Slide 4 - Tekstslide


Welke stof is een zuur?
A
NaCl (s)
B
MgO (s)
C
HCl (g)
D
CO (g)

Slide 5 - Quizvraag


Wat is het zuur-ion van HNO3 (l)?
A
H+(aq)+NO3(aq)
B
NO3(aq)
C
H+(aq)
D
HNO3(l)

Slide 6 - Quizvraag


Welke oplossing is een base?
A
B
C
D
Zowel A, B als C

Slide 7 - Quizvraag


Wat is het basische ion in een oplossing van Kaliumhydroxide (KOH)
A
K+(aq)
B
OH(aq)
C
H+(aq)
D
KOH(s)

Slide 8 - Quizvraag

Geel/groen mag zelfstandig aan het werk met §11.3. 
Eerst §11.3 lezen en dan werkboek-vragen 1 t/m 29 maken en nakijken. 
Aan het einde van de les kun je vertellen in hoeverre je deze doelen beheerst.

Slide 9 - Tekstslide

Lees blz 109
timer
2:00

Slide 10 - Tekstslide


Welke stof hieronder is een base?
A
HCl (g)
B
AgF (s)
C
MgO (s)
D
NO (g)

Slide 11 - Quizvraag

Sleep de juiste zuur en basische ionen naar het vakje.
Let op: Er blijven ionen over!
Zuur-ion
Basisch-ion
H+
Ag+
Fe3+
OH-
O2-
CO32-
PO42-
S2-

Slide 12 - Sleepvraag

Lees blz 109
timer
2:00

Slide 13 - Tekstslide


Mark doet een experiment. Hij doet een bepaalde hoeveelheid natronloog bij azijnzuur. De pH van de oplossing gaat hierbij van pH 3 naar pH 5. 
Welk begrip hoort bij het bovenstaande experiment?
A
Neutraliseren
B
Experimenteren
C
Ontzuren
D
Neerslag-reactie

Slide 14 - Quizvraag

Lees blz 110
timer
2:00

Slide 15 - Tekstslide

Je kunt een zuur/base vergelijking opstellen met een goed oplosbare base.

Slide 16 - Tekstslide


De base Natriumhydroxide wordt bij een zure oplossing gedaan. Schrijf de zuur/base oplossing op.

Slide 17 - Open vraag


De base Kaliumcarbonaat wordt bij een zure oplossing gedaan. Schrijf de zuur/base oplossing op.

Slide 18 - Open vraag


Tigo doet een experiment, hij doet kaliumcarbonaat bij een zure oplossing. Hoe kan hij zien dat er CO2 (g) ontstaat?
A
Hij ziet een kleurverandering.
B
Hij ziet belletjes omhoog komen.
C
Hij ziet een neerslag ontstaan.
D
Hij kan dit pas zien als hij een indicator toevoegt.

Slide 19 - Quizvraag

Lees blz 110 en 111
timer
3:00

Slide 20 - Tekstslide

Je kunt een zuur/base vergelijking opstellen met een slecht oplosbare base.

Slide 21 - Tekstslide


Welke base is slecht oplosbaar?
A
KOH(s)
B
CuO(s)
C
Na2CO3(s)
D
NH3(g)

Slide 22 - Quizvraag



1: Tigo doet een proefje, hij doet zilveroxide in zoutzuur. Welke reactie vind er plaats, maak de vergelijking.

2: Mads doet ook een proefje, hij doet kaliumcarbonaat in zoutzuur. Welke reactie vind er plaats, maak de vergelijking.
Tip 1:
Stap 1: schrijf eerst het zuur-ion op (dit is altijd H+)
Stap 2: Schrijf het basische-ion op.
Stap 3: Wat is de standaard vergelijking?
Tip 2:
Stap 4: Is de base goed oplosbaar? Zo ja dan voldoet de standaard vergelijking. Zo niet schrijf de base met metaalion op voor de pijl en als ion na de pijl.
Stap 5: Maak een kloppende zoutformule (base) voor de pijl.
Stap 6: Maak de vergelijking kloppend
Opdracht:
Klaar? Maak de vragen 1 t/m 29 in je werkboek

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht antwoorden:
Klaar? Maak de vragen 1 t/m 29 in je werkboek
Antwoord proefje Tigo
Antwoord proefje Mads

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerk donderdag 4 maart:
Maken en nakijken §11.3 vraag 1 t/m 29

Slide 25 - Tekstslide


In hoeverre snap je de leerdoelen en kun je ze toepassen in vragen?
0100

Slide 26 - Poll