A4 Fatl woensdag 17 maart

A4 Fatl woensdag 17 maart
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

A4 Fatl woensdag 17 maart

Slide 1 - Tekstslide

Planning 17/3:
- Intro: ex. 25 (prononciation)
- les devoirs: ex. 26A
- herhalen gebruik "y" en "en"
- ex. 29 (=écouter) + 30: 1 tm 4
- ex. 27


HW voor morgen: afmaken ex. 27, herhalen PARLER 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen:
- je herhaalt de uitspraak van lettercombinaties -si en -ti
- je controleert de zinnen over een ontmoeting 
- je herhaalt de theorie over "y" en "en" en past het toe
- je oefent de luistervaardigheid en 
- je bereidt je voor op het voeren van een eenvoudig telefoongesprek

Slide 3 - Tekstslide

Intro: ex. 25
p. 28

Slide 4 - Tekstslide

Les devoirs: ex. 26A

Slide 5 - Tekstslide

Gebruik Y en EN
Y en EN vervangen een bepaald zinsdeel.  
Ze betekenen: er, ervan, erover, erin, erop, erbij, erheen, ernaartoe etc.

EN vervangt een zinsdeel dat begint met de (of een variant : du, de l’, de la, des):
Paul mange des croissants       >              Paul en mange 


Slide 6 - Tekstslide

Y vervangt een zinsdeel dat niet begint met de of een variant daarvan, maar bv met à (of een variant : au, aux), of dans, of chez, of sur, enz. 
Mes parents habitent à Lyon. > Mes parents y habitent.
Les amis comptent sur son aide. > Les amis y comptent. 


Slide 7 - Tekstslide

Plaats: waar zet je Y of EN? 
De plaats in de zin van beide woorden is hetzelfde als die van het COD/COI: vóór de persoonsvorm of vóór de infinitief!

Voorbeeld:
Je prends de la glace        >               J'en prends
Je veux prendre de la glace      >     Je veux en prendre

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld > toets
"Remplacez les mots en gras par un pronom personnel. Ecrivez la phrase entière. "

1             Est-ce que tu veux parler de ton chat
2            Ma soeur sort avec son copain
3             Marianne a rencontré son copain en Italie.
4             Vous offrez un cadeau à mon ami.
5             Tu veux du café ?
6             Nous rendons les livres à l'école.

Slide 9 - Tekstslide

Réponses
1        Est-ce que tu veux en parler?
2        Ma soeur sort avec lui.
3        Marianne y a rencontré son copain.
4        Vous lui offrez un cadeau.
5       Tu en veux ?
6        Nous les rendons à l'école.

Slide 10 - Tekstslide

Maintenant: ex. 29 + 30: 1 tm 4

Slide 11 - Tekstslide

À faire: ex. 27






HW voor morgen: afmaken ex. 27, herhalen PARLER 

Slide 12 - Tekstslide

À demain!

Slide 13 - Tekstslide