Grammatica: bijwoorden

Grammatica
Bijwoorden
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
Bijwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Bijwoorden
Bijwoorden vertellen iets van het gezegde, van een bijvoeglijk naamwoord of van een ander bijwoord. 

Voorbeeld:
Dat meisje kleedt zich mooi.
Kleedt is werkwoordelijke gezegde.
Mooi zegt iets over dat kleden. Ze kleed zich mooi aan. 
Mooi is dus een bijwoord.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een bijwoord (bw)?

Een bijwoord (bw) geeft een tijd, plaats, frequentie, 

ontkenning, graad of hoeveelheid aan. 


Sóms is het niet duidelijk wat ze benoemen, 

maar dan is het toch een bijwoord.


Voorbeelden: niet, toch, ook, vaak, erg

Slide 3 - Tekstslide

Het bijwoord (bw) zegt iets over?
Een bijwoord is een woord dat iets zegt over: 

  • Het gezegde: Hij werkt hard.
  • Een bijvoeglijk naamwoord: Dat is een onwijs goede dj.
  • Een ander bijwoord: Straver legt ontzettend snel uit.



Slide 4 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen een bn en een bw?
1. Een bn hoort altijd bij een zn. Een bw hoort niet bij een zn.
Het zijn slordige types. (bn)
Ze schrijven slordig. (bw)

2. Een bn verandert van vorm als het lw en zn dat doen. Een bw verandert nooit van vorm.
Het goede boek ligt in de winkel.
Een goed boek is verfilmd.
Het boek is goed.

(Sommige woorden zijn áltijd bijwoord: vaak, ook misschien, nergens, meestal. )

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeelden bn en bw
De bijzondere (bn) kandidaat heeft de wedstrijd gewonnen.
De bijzonder (bw) vriendelijke (bn) kandidaat heeft de wedstrijd gewonnen.

Hidde is een goede (bn) pianist.
Hidde kan goed (bw) pianospelen.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Opdracht
Haal de bijwoorden uit de zin.

Slide 8 - Tekstslide

Dat is een bijzondere nare ontdekking.

Slide 9 - Open vraag

Het oude kasteel wordt komend
jaar grondig opgeknapt.

Slide 10 - Open vraag

Hij was heel erg ziek.

Slide 11 - Open vraag

Wat is dat een ontzettend
groot gebouw.

Slide 12 - Open vraag

Hij heeft zijn abonnement tijdig
opgezegd.

Slide 13 - Open vraag

Hij opende een goed bewaakte
rijwielstalling.

Slide 14 - Open vraag

Dat meisje was erg vervelend.

Slide 15 - Open vraag

Rick woont in een heel groot huis.

Slide 16 - Open vraag

Ik wil dat boek graag hebben.

Slide 17 - Open vraag

'Je moet zeer nauwkeurig werken, '
zei de meester.

Slide 18 - Open vraag

Dat meisje groeit erg vlug.

Slide 19 - Open vraag

Die verse aardbeien smaken heerlijk.

Slide 20 - Open vraag

Dat is een heel mooi schilderij.

Slide 21 - Open vraag

In zijn nieuwe schrift schrijft Piet
erg netjes.

Slide 22 - Open vraag

Na dat ongeluk gedroeg hij zich
dikwijls angstig.

Slide 23 - Open vraag

Hij liet mij een bijzonder mooi
standbeeld zien.

Slide 24 - Open vraag

Een olifant heeft een heel grote slurf.

Slide 25 - Open vraag

Hij heeft ook prachtig witte slagtanden.

Slide 26 - Open vraag

Die leeuwen keken me met een erg hongerige blik aan.

Slide 27 - Open vraag

Er dreef een ontzettend groot schip
voor de kust.

Slide 28 - Open vraag

Daan heeft een heel klein eendje
gevonden.

Slide 29 - Open vraag

Het heeft schattig kleine vleugeltjes.

Slide 30 - Open vraag

Die jongen sprong gemakkelijk over een brede sloot.

Slide 31 - Open vraag

De wandelclub zag angstig een donkere regenbui aankomen.

Slide 32 - Open vraag

Ze liepen heel snel naar een
grote schuur.

Slide 33 - Open vraag

In die boom zit vaak een roodborstje.

Slide 34 - Open vraag

Het diertje kan niet zo mooi zingen.

Slide 35 - Open vraag

Dat doet een nachtegaal veel beter.

Slide 36 - Open vraag

Jan heeft een bijzonder nare gewoonte.

Slide 37 - Open vraag

Hij scheldt zijn broertje vaak uit.

Slide 38 - Open vraag

Bij zijn afscheid kreeg de directeur een heel mooi geschenk.

Slide 39 - Open vraag

Bij bedankte de gulle gevers ook hartelijk.

Slide 40 - Open vraag

Binnenkort gaat hij een heel ver
land bezoeken.

Slide 41 - Open vraag

Hij doet altijd erg veel suiker in zijn kopje koude thee.

Slide 42 - Open vraag

Je moet goed uitkijken als je
oversteekt.

Slide 43 - Open vraag

Deze auto heeft een bijzonder
sterke motor.

Slide 44 - Open vraag

Die rode bloemen ruiken
geweldig lekker.

Slide 45 - Open vraag

Dat kleine gewichtje weegt
erg zwaar.

Slide 46 - Open vraag

Alleen erg sterke mannen kunnen
het optillen.

Slide 47 - Open vraag

Sinterklaas had de roetveegpiet weer bij zich met een heel grote zak.

Slide 48 - Open vraag