6.6 Duurzaamheid

6.6 Duurzaamheid
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

6.6 Duurzaamheid

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen 6.6
  • Je kunt de ecologische voetafdruk van Nederlander vergelijken met die van andere landen. 
  • Je kunt uitleggen wat duurzaamheid is. 
  • Je kunt aangeven wat duurzame oplossingen voor milieuproblemen in Nederland kunnen zijn. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Link

Slide 4 - Tekstslide

Ecologische voetafdruk
Het land- en wateroppervlak wat nodig is voor jouw consumptie en afval.
  • Meer consumptie = meer aarde
  • Minder consumptie = minder aarde
1 hectare is +/- 2 voetbalvelden

Slide 5 - Tekstslide

Duurzaamheid
Met duurzaamheid wordt bedoeld dat:
  • Je niet meer stoffen uit het milieu haalt dan aangevuld kunnen worden
  • Je niet meer stoffen toevoegt aan het milieu dan het milieu kan verwerken
Door duurzame ontwikkelingen kan de aarde langer mee.

Slide 6 - Tekstslide

Oplossingen
  • Duurzame energie (bijv. biomassa);
  • Duurzame grondstoffen (recyling + hergebruik + minder consumeren);
  • Duurzame landbouw;
  • Minder vervuiling;
  • Minder broeikasgassen.

Slide 7 - Tekstslide

Duurzame energie
  • Windenergie
  • Zonne-energie
  • Bodemwarmte
  • Biobrandstoffen 

Slide 8 - Tekstslide

Duurzame grondstoffen
  • Hergebruik
  • Recycling 
  • Minder 'Fast Fashion'
  • Apparaten laten repareren
  • Spullen langer gebruiken
  • Tweedehands kleding en spullen
8000 liter water

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Duurzame landbouw

  • Verticale landbouw
  • Precisielandbouw
  • Kringlooplandbouw (afval gebruiken als grondstof)
  • Biologische landbouw (geen monocultuur, gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest)

Slide 11 - Tekstslide

Minder vervuiling
  • Minder schadelijke stoffen lozen in het milieu
  • Minder scooter- en autorijden
  • Geen vuurwerk
  • Geen hout stoken 

Slide 12 - Tekstslide

Minder broeikasgassen
  • Minder energie gebruiken
  • Gebouwen isoleren
  • Zuinige apparaten/auto's/huizen (energielabel)

Slide 13 - Tekstslide

Zelf duurzame keuzes maken
  • Afval in de prullenbak
  • Afval scheiden
  • Verwarming lager
  • Zo min mogelijk plastic gebruiken
  • Korter douchen
  • Minder nieuwe kleding kopen en kleding langer dragen
  • Met het OV i.p.v. auto/vliegtuig
  • Met de fiets

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de ecologische voetafdruk?
A
Hoeveel land je nodig hebt om voedsel op te verbouwen.
B
Land- en wateroppervlak dat nodig is voor jouw consumptie en afval.
C
Hoeveel vervuiling jij aan de aarde toebrengt.

Slide 15 - Quizvraag

Waar of niet waar. Mensen in armere landen hebben een grotere ecologische voetafdruk dan mensen in rijkere landen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Duurzaam omgaan met het milieu betekent dat het milieu geen schade ondervindt van jouw activiteiten, dus..
A
Niet meer stoffen uit het milieu halen dan het milieu kan aanvullen.
B
Minder groente eten want dat kost veel landbouwgrond.
C
Geen recreatieve activiteiten doen in het milieu.
D
Niet meer stoffen toevoegen aan het milieu dan het milieu kan verwerken.

Slide 17 - Quizvraag

Hoe noem je afval dat bestaat uit afval van planten en dieren. Zoals gft, mest en plantaardige olie.
A
Bioafval
B
Biostoffen
C
Biomassa
D
Biomega

Slide 18 - Quizvraag

Wat is geen duurzame energie?
A
Zonne-energie
B
Windenergie
C
Biomassa
D
Kolencentrales

Slide 19 - Quizvraag

Hoe noem je het als afval wordt gebruikt als grondstof voor nieuwe producten.
A
Hergebruik
B
Recycling
C
Kringloop
D
Reduceren

Slide 20 - Quizvraag

Hoe noem je het als een voorwerp opnieuw wordt gebruikt?
A
Hergebruik
B
Recycling
C
Kringloop
D
Reduceren

Slide 21 - Quizvraag

Wat zijn nog meer manieren om minder grondstoffen te gebruiken?
A
Dingen laten repareren.
B
Minder kleding kopen.
C
Spullen langer gebruiken.
D
Zorgen dat je de nieuwste telefoon hebt.

Slide 22 - Quizvraag

Landbouw waarbij technologie wordt gebruikt zodat de planten heel precies krijgen wat ze nodig hebben.
A
Kringlooplandbouw
B
Monocultuur
C
Precisielandbouw
D
Moderne landbouw

Slide 23 - Quizvraag

Landbouw waarbij zoveel mogelijk afval wordt hergebruikt.
A
Kringlooplandbouw
B
Monocultuur
C
Ronde landbouw
D
Recycle landbouw

Slide 24 - Quizvraag

Aan de slag!
6.6 opdr. 1 t/m 11

Slide 25 - Tekstslide