6.6: Duurzaamheid

Thema 6.6 Duurzaamheid
Ga rustig zitten en pak je lesmateriaal er alvast bij.

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Thema 6.6 Duurzaamheid
Ga rustig zitten en pak je lesmateriaal er alvast bij.

Slide 1 - Tekstslide

Programma vandaag
- Korte herhaling BS 5 Mens en milieu

- Uitleg BS 6 Duurzaamheid

- Werktijd



Slide 2 - Tekstslide

Koppel de belangrijke begrippen aan de juiste uitleg
het gevolg als mensen te veel stoffen onttrekken aan het milieu
Een toename van de temperatuur op Aarde door een toename van broeikasgassen.
het toevoegen van schadelijke stoffen aan het milieu
variatie aan soorten in de natuur
Versterkte broeikaseffect
vervuiling
biodiversiteit
uitputting

Slide 3 - Sleepvraag

De mens is afhankelijk van het milieu.
1 Het milieu levert voedsel.
2 Het milieu levert water.
3 Het milieu levert zuurstof.
Bij welke van deze manieren speelt fotosynthese een directe rol?
A
alleen bij 1 en 2
B
alleen bij 1 en 3
C
alleen bij 2 en 3
D
bij 1, 2 en 3

Slide 4 - Quizvraag

Het broeikaseffect is het opsluiten van hitte in de atmosfeer. Wat is niet waar over het broeikaseffect?
A
Door het versterkte broeikaseffect blijft de temperatuur stijgen waardoor er in de toekomst geen winters meer zijn
B
De hitte wordt opgesloten door broeikasgassen; met name C02 en de damp van H2O
C
Zonder het broeikaseffect zou er geen leven op aarde mogelijk zijn
D
Mensen voegen teveel kooldioxide aan de atmosfeer toe waardoor de temperatuur blijft stijgen

Slide 5 - Quizvraag

Thema 6: Ecologie en milieu
Basisstof 6: Duurzaamheid

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je kunt de ecologische voetafdruk van Nederland vergelijken met die van andere landen.
- Je kunt uitleggen wat duurzaamheid is.
- Je kunt aangeven wat duurzame oplossingen voor milieuproblemen in Nederland kunnen zijn.

Slide 7 - Tekstslide

Ecologische voetafdruk
Je ecologische voetafdruk is het land- en wateroppervlak wat nodig is voor jouw consumptie en afval.
  • Meer consumptie = meer aarde
  • Minder consumptie = minder aarde

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wie vervuild het milieu meer?
A
Iemand uit een westers land
B
Iemand uit een 3e wereldland

Slide 10 - Quizvraag

Waarom heeft een land als de VS zo'n grote ecologische voetafdruk?

Slide 11 - Open vraag

Duurzaamheid
Met duurzaamheid wordt bedoeld dat:
  • Je niet meer stoffen uit het milieu haalt dan aangevuld kunnen worden
  • Je niet meer stoffen toevoegt aan het milieu dan het milieu kan verwerken
Door duurzame ontwikkelingen kan de aarde langer mee.

Slide 12 - Tekstslide

Oplossingen
  • Duurzame energie (bijv. biomassa);
  • Duurzame grondstoffen (recyling + hergebruik + minder consumeren);
  • Duurzame landbouw;
  • Minder vervuiling;
  • Minder broeikasgassen.

Slide 13 - Tekstslide

Fossiele Brandstoffen
Duurzame energie
Kern energie
Goed voor het milieu
CO2
wind energie
Uitlaatgassen
waterkrachtcentrale
Verbranden
Raakt op
Raakt niet op

Slide 14 - Sleepvraag

Slide 15 - Tekstslide

Duurzame landbouw
  • Stadslandbouw;
  • Verticale landbouw;
  • Precisielandbouw;
  • Kringlooplandbouw; 
  • Biologische landbouw.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

1. In de biologische landbouw komen veel monoculturen voor
2. In de biologische landbouw worden geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt
A
1 = juist 2= onjuist
B
1= onjuist 2= juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Waarin verschilt de biologische landbouw van de gangbare landbouw?
A
De biologische landbouw is ouderwets.
B
De biologische landbouw is gericht op natuur- en landschapsbehoud.
C
In de biologische landbouw worden geen chemische middelen gebruikt.
D
In de biologische landbouw worden antibiotica en bestrijdingsmiddelen gebruikt

Slide 19 - Quizvraag

Zelf duurzame keuzes maken
  • Afval in de prullenbak;
  • Afval scheiden;
  • Verwarming lager;
  • Zo min mogelijk plastic gebruiken;
  • Korter douchen;
  • Letten op keurmerken;
  • Minder nieuwe kleding kopen en kleding langer dragen;
  • Met het OV i.p.v. auto/vliegtuig
  • Met de fiets

Slide 20 - Tekstslide

Werktijd
- Ga rustig aan de slag met de opgaven van BS 6. Je mag fluisterend overleggen.
- Klaar me de opgaven? Oefen met flitskaarten, de "test jezelf" of op www.biologiepagina.nl

Slide 21 - Tekstslide