unit 7 lesson 1

Unit 7 Holidays
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Unit 7 Holidays

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Holiday

Slide 3 - Woordweb

I rather go abroad on holiday than stay in The Netherlands
Yes
No

Slide 4 - Poll

I really would like to go to.........on holiday

Slide 5 - Open vraag

New Zealand

Slide 6 - Woordweb

Slide 7 - Link

English (comparisons)

Slide 8 - Tekstslide

Comparisons

Slide 9 - Tekstslide

Vergrotende + overtreffende trap
klein - kleiner - kleinst(e)
small - smaller - smallest

groot - groter - grootst(e)
big - bigger - biggest

aardig - aardiger - aardigst(e)
nice - nicer - nicest

Comparative +

Superlative

Slide 10 - Tekstslide

Let op!
goed - beter - best
good - better - best

slecht - slechter - slechtst(e)
bad - worse - worst






Slide 11 - Tekstslide

Vergrotende trap:
+ER

Vaak wordt het woord gevolgd door THAN

Frank is taller than Rob.

The boys are faster than us.


Overtreffende trap:
+EST

Vaak komt er voor het woord THE te staan

Rob is the tallest boy I know.

That is the fastest car ever.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

My sister has a ___ room than I have.
A
big
B
bigger
C
biggest
D
more bigger

Slide 14 - Quizvraag

This car is ___ than my brother's car.
A
safe
B
safer
C
safest
D
most safe

Slide 15 - Quizvraag

Freddie Mercury was the ___ singer ever .
A
great
B
greater
C
greatest
D
most great

Slide 16 - Quizvraag

The weather today is even ___
than yesterday.
A
badder
B
baddest
C
worse
D
worst

Slide 17 - Quizvraag

The English test was _________ than the French test.
A
more easy
B
more easyer
C
easyer
D
easier

Slide 18 - Quizvraag

should / shouldn't

Slide 19 - Tekstslide

  • Should: zou (eigenlijk) moeten
  • Gebruik: iemand advies geven
  • You should study more if you want to pass the test.

  • Shouldn't: zou (eigenlijk) niet moeten
  • Gebruik: iemand iets af raden
  • You shouldn't drink so many fizzy drinks, it's bad for you.

  • Should en shouldn't worden altijd gevolgd door het hele werkwoord.
Should / shouldn't

Slide 20 - Tekstslide

In je agenda: vrijdag 28-10 KB/TL: Unit 7 lesson 1 opdracht 1 t/m 9 

Slide 21 - Tekstslide

Much: veel
- ontelbaar
  • water (vloeistof)
  • tijd (abstract)
  • geld 
Many: veel
- telbaar
  • glas water
  • seconden, minuten
  • Euros, Dollars, etc.

Slide 22 - Tekstslide

A few / few
A little / little
- gebruiken bij telbare woorden.

He has few dollars left
- gebruiken bij niet telbare woorden.

He has a little money left.

Slide 23 - Tekstslide

Much / many / little / few
Telbaar
Ontelbaar
Veel
Weinig
Many
Much
Few
Little

Slide 24 - Tekstslide

Past simple
Past simple

Slide 25 - Tekstslide

Past Simple
- Wanneer gebruik je de Past Simple?

-  Hoe maak je de Past Simple?

- Hoe kan je de Past Simple herkennen?

Slide 26 - Tekstslide

Past simple
Als in het verleden iets gebeurt, gebruik je de past simple 
The past simple eindigt vaak op -ed. 
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
I played
You played
He/she/it played
We played
They played
You played
I did not play
You did not play
He/she/it did not play
We did not play
They did not play
You did not play
Did I play?
Did you play?
Did he/she/it play?
Did we play?
Did they play?
Did you play?

Slide 27 - Tekstslide

In je agenda: vrijdag 28-10 Havo: Unit 7 lesson 1 opdracht 1 t/m 8

Slide 28 - Tekstslide