A2 1.10 en A1 4

Paragraaf 1.10
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2ISKMiddelbare school

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 1.10

Slide 1 - Tekstslide

de automaat
  • Betekenis: machine waar je iets uit kunt halen
  • Meervoud: de automaten
  • Voorbeeldzin: De automaten werken vandaag niet

Slide 2 - Tekstslide

het bericht
  • Betekenis: informatie, boodschap
  • Meervoud: de berichten
  • Voorbeeldzin: Ik kreeg een bericht over de vertraging

Slide 3 - Tekstslide

duidelijk
  • Betekenis: je begrijpt iets goed
  • Voorbeeldzin: Het bericht op het bord is duidelijk.

Slide 4 - Tekstslide

 ergens
  • Betekenis: op een plaats
  • Voorbeeldzin: Ik heb mijn boek ergens laten liggen.

Slide 5 - Tekstslide

gelijk hebben
  • Betekenis: iets klopt / je hebt het goed
  • Vervoeging: heb/hebt/ hebben gelijk 
  • Voorbeeldzin: Hij heeft gelijk, de sleutel ligt hier.

Slide 6 - Tekstslide

 handig
  • Betekenis: je kunt veel
  • Voorbeeldzin: Een kaartautomaat is heel handig.
  • Voorbeeldzin: Ik heb een handige man. 

Slide 7 - Tekstslide

hartelijk
  • Betekenis: vriendelijk, warm
  • Voorbeeldzin: Hartelijk dank voor je hulp!
  • Voorbeeldzin:Hij is een hartelijke jongen. 

Slide 8 - Tekstslide

Het spijt me.
  • Betekenis: als je excuses maakt, sorry zegt
  • Voorbeeldzin: Het spijt me dat ik te laat ben. 

Slide 9 - Tekstslide

snijden (werkwoord)
Betekenis: iets in stukken snijden met een scherp voorwerp
Vervoeging: ik snijd, jij snijdt, hij snijdt, wij snijden
Voltooide tijd A2:  Ik heb gesneden
Zin A1: Ik snijd de appel in stukjes.
Zin A2: Hij heeft de groenten voor de soep gesneden. 

Slide 10 - Tekstslide

de hulp
  • Betekenis: iemand helpt je
  • Voorbeeldzin: Bedankt voor de hulp bij het verhuizen. 

Slide 11 - Tekstslide

het lawaai
  • Betekenis: veel en vervelend geluid
  • Voorbeeldzin: Ik kan niet slapen van het lawaai.

Slide 12 - Tekstslide

koken (werkwoord)
Betekenis: klaarmaken van eten door het in water gaar te maken. 
Vervoeging: ik kook, jij kookt, hij kookt, wij koken
Voltooide tijd: Ik heb gekookt
• Zin A1: Ik kook soep voor het diner.
Zin A2: Ze heeft vandaag de soep gekookt.

Slide 13 - Tekstslide

 normaal
  • Betekenis: zoals het meestal is, gewoon, volgens de regel
  • Voorbeeldzin: De trein komt op een normale tijd.
  • Voorbeeldzin: Doe normaal! 

Slide 14 - Tekstslide

het bord
Betekenis: een plat voorwerp waarop je eten legt
Meervoud: de borden
A1: Ik eet van mijn bord.
A2: Ze heeft de borden op tafel gezet.

Slide 15 - Tekstslide

het glas
Betekenis: een voorwerp waarin je drinken doet
Meervoud: glazen
A1: Ik drink water uit een glas.
A2: De glazen staan op de tafel.

Slide 16 - Tekstslide

op tijd
  • Betekenis: niet te laat
  • Voorbeeldzin: Vandaag komt de bus op tijd.

Slide 17 - Tekstslide

"eet smakelijk"
Betekenis: wat je zegt voordat iemand begint te eten
A1: Eet smakelijk, ik heb voor je gekookt.
A2: We zeiden zei 'eet smakelijk' voordat we begonnen te eten.

Slide 18 - Tekstslide

technisch
  • Betekenis: met techniek te maken
  • Voorbeeldzin: Er is een technische storing bij de trein.

Slide 19 - Tekstslide

de vertraging
  • Betekenis: later dan gepland
  • Voorbeeldzin: De trein heeft vertraging, dus ik kom te laat.

Slide 20 - Tekstslide

de vertraging
Betekenis: later dan gepland
Voorbeeldzin: De trein heeft vertraging, dus ik kom te laat.

Slide 21 - Tekstslide