oefenvragen pers.zrg H11

oefenvragen
persoonlijke zorg H11
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

oefenvragen
persoonlijke zorg H11

Slide 1 - Tekstslide

Voordat je de ademhaling gaat tellen vertel je dit aan de zorgvrager
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de frequentie van de ademhaling bij een volwassenen?
A
10 - 15 keer per minuut
B
20 - 25 keer per minuut
C
15 - 20 keer per minuut

Slide 3 - Quizvraag

Een ander woord voor benauwdheid is.....
A
apnoe
B
dyspnoe

Slide 4 - Quizvraag

Hoe noem je een ademhaling die erg diep is en lange pauzes heeft?
A
apnoe
B
dyspnoe
C
hyperventilatie
D
cheyne- stokes ademhaling

Slide 5 - Quizvraag

Waar in het lichaam zit het ademhalingscentrum?
A
hersenstam
B
hersenen
C
ruggenmerg

Slide 6 - Quizvraag

Hoe noem je een piepende en fluitende ademhaling?
A
cyanose
B
stridor
C
hyperventilatie

Slide 7 - Quizvraag

Bij zuurstof tekort treedt een blauwe verkleuring op aan de vingers, tenen en lippen. Hoe noem je dit?
A
cyanose
B
apnoe
C
stridor

Slide 8 - Quizvraag

Een zorgvrager die benauwd is laat je staan en voorover buigen met steun van een stoel of tafel
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een tachycardie?
A
hartslag 1oo slage per minuut of meer
B
hartslag 70 slagen per minuut
C
hartslag 50 slagen per minuut of minder

Slide 10 - Quizvraag

wat is een bradycardie?
A
hartslag die onregelmatig is
B
hartslag van 50 slagen of minder per minuut
C
hartslag van 100 slagen of meer per minuut

Slide 11 - Quizvraag

Waarom gaat de hartslag bij inspanning omhoog?
A
weefsel en organen hebben meer zuurstof nodig
B
weefsels en organen hebben meer voedingsstoffen nodig
C
allebei juist

Slide 12 - Quizvraag

Wat staat hier?
P 84 IR
A
polsslag 84 regelmatig
B
polsslag 84 onregelmatig

Slide 13 - Quizvraag

Welk getal is de systolische druk?
RR 140/ 85
A
140
B
85

Slide 14 - Quizvraag

Welk getal is de diastolische druk?
RR 125 / 70
A
125
B
70

Slide 15 - Quizvraag

Waar staat RR voor bij het meten van de tensie?
A
Riva Rocci
B
tensie
C
bloeddruk

Slide 16 - Quizvraag

Waar zit de arteria Radialis?
A
hals
B
lies
C
pols
D
enkel

Slide 17 - Quizvraag

Hoe noem je de slagader in de hals?
A
arteria Carotis
B
arteria Radialis
C
arteria Temporalis
D
arteria Femoralis

Slide 18 - Quizvraag

Een onregelmatige hartslag geeft een irregulaire polsslag
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Iemand met een hoge bloeddruk noemen we een .............
A
hypotensie
B
hypertensie

Slide 20 - Quizvraag

Wat gebeurd er met de bloeddruk als iemand een grote bloeding heeft?
A
stijgt
B
daalt
C
blijft gelijk

Slide 21 - Quizvraag

Waar in het lichaam wordt de lichaamstemperatuur geregeld?
A
bloedvaten
B
hersenen
C
hart

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de normale lichaamstemperatuur voor ouderen?
A
36,5 - 37,5
B
36 - 37,5
C
37 - 37,5

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer spreken we van verhoging?
A
38 - 41 graden
B
37,5 - 38 graden
C
37,5 - 39 graden

Slide 24 - Quizvraag

Hoe noem je onderkoeling door bijv. verdrinking?
A
hyperthermie
B
hypothermie

Slide 25 - Quizvraag

Een zorgvrager met 41 graden koorts noem je een ..........
A
hypothermie
B
hyperthermie

Slide 26 - Quizvraag

Welke temperatuurmeting is het meest betrouwbaar?
A
rectaal
B
oraal
C
tympanisch
D
axillair

Slide 27 - Quizvraag

Hoe meet je de lichaamstemperatuur tympanisch?
A
in het oor
B
in de anus
C
onder de tong
D
onder de oksel

Slide 28 - Quizvraag

iemand met koorts moet goed warm gehouden worden met extra dekens
A
waar
B
niet waar

Slide 29 - Quizvraag

iemand met koorts kan snel uitdrogen
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quizvraag