Vitale functies IBO 2

Vitale functies meten 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Vitale functies meten 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Na deze les kun je de vitale functies benoemen
  • Na deze les kun je van elk onderdeel de normaalwaardes noemen
  • Na de les kun je aan de hand van een casus inschatten wat de uitkomst van de vitale functie tot gevolg heeft.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat zijn de vitale functies?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

vitale functies 
ademhaling 
zuurstofgehalte bloed 
temperatuur
circulatie
bloeddruk 
bewustzijn




Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Ademhaling
Ademhaling bestaat uit inspiratie (inademing) en expiratie (uitademing), in normale toestand een regelmatig verloop.

Ademhalingscentrum bevindt zich in de hersenstam. 
Er zijn verschillende aandoeningen die dit kunnen beïnvloeden waardoor het ademritme kan veranderen.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn observatiepunten van de ademhaling?

Slide 7 - Open vraag

1. de frequentie van de ademhaling: hoe groot is het aantal in- en uitademingen per minuut?
2. de diepte van de ademhaling: is er sprake van een oppervlakkige of diepe ademhaling?
3. de regelmaat van de ademhaling: is de ademhaling regelmatig?
4. de ademhalingspatronen: is er een steeds terugkerend patroon in de ademhaling?
Terminologie
Apneu: afwezigheid van ademhaling.

Dyspneu: benauwdheid.
Hyperventilatie: overademhaling. Dat wil zeggen dat de zorgvrager langdurig te diep ademhaalt. 
Kussmaulademhaling: zeer diepe, ononderbroken en regelmatige ademhaling bij diabetes.
Cheyne-stokesademhaling: de diepte van de ademhaling neemt eerst toe, neemt daarna af en stopt dan even, bij stervende zorgvragers. 






Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vervolg
Zuchtende ademhaling: regelmatige ademhaling met af en toe een zucht, bij kinderen normaal, bij volwassenen met hersenbeschadiging.

Gasping: diepe inademing waarbij alle hulpademhalingsspieren worden aangespannen, het hoofd achterover wordt geworpen, de onderkaak naar beneden zakt en de mond openstaat. De uitademing gebeurt volledig passief. Bij stervenden.
Atactische ademhaling: volledig onregelmatige ademhaling wat betreft diepte en frequentie. Bij slaapmiddelvergiftiging, ontwaken uit narcose, bij hersentumor.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een normale ademhaling?
A
4-9 per minuut
B
9-18 per minuut
C
18-25 per minuut
D
25-29 per minuut

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ademhaling meten 
Bij het opnemen van de ademhalingsfrequentie kun je gebruikmaken van een:
  • polsteller
  • secondewijzer op een horloge
  • secondewijzer op een klok
  • stopwatch (mobiel)

Slide 11 - Tekstslide

Als je de ademhaling telt, moet je dat zo ongemerkt mogelijk doen, om te voorkomen dat de zorgvrager op een andere manier gaat ademhalen.
Bij het tellen van de ademhaling houd je de pols vast op de borst van de zorgvrager, zodat je ook de beweging van de in- en uitademing voelt.
Welke houding zou verlichting geven bij een benauwde zorgvrager?

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Circulatie bewaken 
De circulatie of bloedsomloop zorgt voor dat weefsels van zuurstof en voedingsstofen worden voorzien 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een teken van een bedreigde circulatie?
A
Grauwe huid
B
Blauwe huid
C
snelle ademhaling
D
Alle bovenstaande

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat kun je meten aan de polsslag?

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat kun je meten aan de polsslag?
  • De frequentie van de pols: wat is het aantal slagen per minuut?
  • De regelmaat van de pols: is de pols regelmatig of niet ? 
  • De gelijkmatigheid van de pols: zijn de polsslagen gelijk gevuld?
  • De kracht van de pols: is de polsslag al of niet heftig?

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pols frequentie
Het hart pompt een bepaald aantal malen per minuut (frequentie) een hoeveelheid bloed in de aorta.

Bij iemand die rustig zit of ligt, varieert de normale polsfrequentie van 60 tot 100 slagen per minuut. Vrouwen hebben meestal een iets snellere pols dan mannen.
Bij ouderen kan de frequentie ongeveer 60 slagen per minuut zijn.
Bij een pasgeborene is de frequentie ongeveer 120 slagen per minuut. Vanaf de leeftijd van ongeveer drie jaar is de frequentie 100 slagen per minuut.


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

afwijkingen 
Tachycardie: frequentie van meer dan 100 slagen per minuut 

Bradycardie: frequentie van minder dan 50 slagen per minuut

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar zou je de 'pols' (hartslag) kunnen voelen?

Slide 19 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

1. arteria radialis: polsarteria

2. temporalis: slaaparteria

3. femoralis: liesarteria

4. brachialis: arm bij de elleboogarteria

5. carotis: hals

Slide 20 - Tekstslide


De plaats waar de hartslag meestal wordt geteld, is de arteria radialis. Wanneer iemand slaapt, kun je de arteria temporalis gebruiken. Als iemand door problemen met zijn hart of door bloedverlies een niet of nauwelijks voelbare radialispols heeft, kun je het best de arteria carotis nemen, die zich in de hals bevindt.
De meest gebruikte plaats om de hartslag te meten is de pols.  
Je meet de hartslag bij de pols met je tweede, derde en vierde vinger. Niet met je duim, want dan kun je je eigen polsslag voelen.

Deze vaardigheid moet je oefenen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloeddrukregulatie
Voor een goede circulatie en orgaanwerking moet de bloeddruk niet te hoog en niet te laag zijn. Bij de regulatie van de bloeddruk zijn betrokken:
  • zenuwstelsel
  • de nieren: geven hormonen af die leiden tot het vernauwen van bloedvaten en het vasthouden van zout, waardoor de bloeddruk stijgt.
  • het hormoonstelsel > hypofyse hormoon adh 




Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met de 'bloeddruk'?
A
de druk in de slagaders
B
de druk in de aders
C
druk in de armslagaders
D
druk in de nierslagaders

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lichaamstemperatuur bewaken
normale lichaamstemperatuur 

volwassenen en kinderen: tussen 36,5 °C en 37,5 °C
oudere zorgvragers: tussen 36,0 °C en 37,5 °C
pasgeborenen: tussen 35,5 °C en 37,5 °C

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is geen oorzaak voor een hoge lichaamstemperatuur
A
Lichaam kan warmte niet kwijt
B
hersenbloeding/hersenschudding
C
infectieziekten
D
obesitas

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

afwijkingen temperatuur 
  • van 37,5 °C tot 38 °C (verhoging)
  • tussen 38 °C en 41 °C (koorts)
  • hoger dan 41 °C (hyperthermie)
  • lager dan 35 °C (hypothermie)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stijging van de lichaamstemperatuur
  • Fase 1: koude rilling 
  • koorts stuipen(kind) , bleke huid, onrust  
  • Fase 2: huid rood en droog, hoge pols en snelle ah  
  • Fase 3: temp zakt, transpireren 


Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Daling van de lichaamstemperatuur

bleek, blauw, rillen en klappertanden 
Temperatuur meten
  • rectaal: meten van de lichaamstemperatuur in de anus
  • oraal: meten van de lichaamstemperatuur onder de tong
  • axillair: meten van de lichaamstemperatuur onder de oksel
  • tympanisch of auraal: meten van de lichaamstemperatuur in het oor


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil in meetmethode
Afwijking ten opzichte van de rectale meting:
--> Rectale meting 0 ºC
--> Orale meting -0,3 ºC
--> Axillaire meting -0,5 ºC
--> Aurale meting -0,5 tot -0,7 ºC









Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpmiddelen bij temperatuurmeting


  • elektronische thermometer
  • orale digitale thermometer
  • oorthermometer
  • wegwerpthermometer


Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bewustzijn
De mate waarin iemand kan reageren op prikkels uit de omgeving is het bewustzijn.

De situatie is niet normaal wanneer er te veel zintuiglijke prikkels nodig zijn om iemand te laten reageren, of als iemand helemaal niet reageert.

De vitale parameter bewustzijn zegt wat over het functioneren van de hersenen.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken van verminderde bewustzijn?

Slide 32 - Woordweb

Herseninfarct, bloeding, schudding, letsel.
Zuurstoftekort, medicatie-intoxicatie, hyper-/hypoglycemie, koorts/hypothermie.
Delier, epilepsie
Bewustzijn meten 

Glasgow coma scale

Slide 33 - Tekstslide

De minimale score bedraagt 3 punten, de maximale score 15. Aan de hand van de score bepaalt de arts het bewustzijnsniveau van de zorgvrager. De arts let daarbij op de verhouding tussen de afzonderlijke scores van E, M en V.
Mevr. Bos, 75jr. Zegt zich niet lekker te voelen. Je controleert de vitale functies. Bloeddruk 145/95 mmHg, Temp. 38,2 rectaal
pols 112/min, AH 17/min. Wat kan er aan de hand zijn?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies