4 januari - Gr6 -Spelling herhaling blok 4

Spelling 
herhaling blok 4
groep 6

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Spelling 
herhaling blok 4
groep 6

Slide 1 - Tekstslide

Spelling 
herhaling blok 4
In deze les herhalen we de woorden die we geleerd hebben voor de vakantie. 

er is steeds een filmpje, en dan zijn er een aantal vragen over deze categorie. 

Succes! 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Welke woorden zijn goed gespeld?
er zijn twee antwoorden goed.

A
de oceaan
B
de lusifer
C
het centrum
D
de sent

Slide 4 - Quizvraag

Welke woorden zijn goed gespeld?
Er zijn twee antwoorden goed.
A
de provincie
B
de sentimeter
C
de centrale
D
desember

Slide 5 - Quizvraag

Welke woorden zijn goed gespeld?
Er zijn twee antwoorden goed.
A
het circus
B
het sukses
C
het sement
D
het recept

Slide 6 - Quizvraag

Welke woorden zijn goed gespeld?
Er zijn twee antwoorden goed.
A
gebak
B
onrustig
C
guvoel
D
ontzin

Slide 7 - Quizvraag

Welke woorden zijn goed gespeld?
Er zijn twee antwoorden goed.
A
een pincet
B
het cijfer
C
gefelisiteerd
D
het sitroensap

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

In welke zin staan het woord fout gespeld.
A
hij krijgt een boot.
B
dat is een mooi gezicht.
C
dat is zijn dogter.
D
ik heb een acht.

Slide 10 - Quizvraag

In welke zin staan het woord fout gespeld.
A
dat is een nagtegaal.
B
wij kuchen heel hard.
C
ik zet de kachel aan.
D
je hebt pech.

Slide 11 - Quizvraag

In welke zin staan het woord fout gespeld.
A
hij legt het boek weg.
B
dat is een mooie tocht.
C
hij weegt de tomaten.
D
het ligt staat aan.

Slide 12 - Quizvraag

In welke zin staan het woord fout gespeld.
A
hij legt het boek weg.
B
dat is een mooie tocht.
C
hij weegt de tomaten.
D
het staan in de garasje

Slide 13 - Quizvraag

Welke woord is goed gespeld?
A
de massage
B
de gieraf
C
zagtjes
D
ogtend

Slide 14 - Quizvraag

In welke zin staan het woord fout gespeld.
A
dat staat in de etalage.
B
ik eet een asperge.
C
ik ga logeren.
D
het sjenie.

Slide 15 - Quizvraag

Welke woord is goed gespeld?
A
juigen
B
de bagage
C
belagelijk
D
het joggie.

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Spelling 
herhaling blok 4
Op de volgende dia's moet je de goede persoonsvorm van het werkwoord invullen. 

 

Slide 20 - Tekstslide

ik .......(kiezen) de juiste kleur.

Slide 21 - Open vraag

hij .......(kiezen) de juiste kleur.

Slide 22 - Open vraag

wij .......(kiezen) de juiste kleur.

Slide 23 - Open vraag

ik........(wachten)op de bus.

Slide 24 - Open vraag

hij........(wachten)op de bus.

Slide 25 - Open vraag

ik.......(blazen)de kaarsjes uit.

Slide 26 - Open vraag

de juf.......(blazen)vandaag 31 kaarsjes uit!

Slide 27 - Open vraag

ik.........(drijven)op een zwemband.

Slide 28 - Open vraag

hij.........(drijven)op een zwemband.

Slide 29 - Open vraag

ik............(vluchten)de klas uit.

Slide 30 - Open vraag

hij............(vluchten)de klas uit.

Slide 31 - Open vraag

ik .........(geven)hem een cadeau.

Slide 32 - Open vraag

hij .........(geven)hem een cadeau.

Slide 33 - Open vraag

Spelling 
herhaling blok 4
Dit was de les! Er komt nog één vraag hierna. Deze mag je beantwoorden. Als je er geen antwoord op kan geven, dan laat je hem open. 

 

Slide 34 - Tekstslide

Welke categorieën of woorden vind je nog moeilijk?

Slide 35 - Open vraag