Feiten, meningen en argumenten

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Welkom! TV2D

Vandaag herhalen we de theorie bij Lezen.

Noteer in je schrift

1. Je laatste proefwerkcijfer.

2. Leukste vak op school.

3. Aantal gezinsleden.

4. Beste serie/game/boek.

5. 18x3=

6. Hoe laat je vandaag vrij bent.

7. Wat betekent een dag zonder je mobiel voor jou?

1. Feit
   
2. Mening
   
3. Feit
   
4. Mening
   
5. Feit
   
6. Feit
   
7. Mening
   

Wat leer je deze les?

Je leert feiten, meningen en argumenten in een tekst herkennen.

                         Leesvaardigheid h. 4, 5, 6

Nieuwe doelen                            Dit kun je al

1. Feiten, meningen en argumenten in tekst herkennen.
   
2. Tekstverbanden herkennen: middel-doel, oorzaak-gevolg, vergelijking en reden.
   
3. Signaalwoorden herkennen.

1. Onderwerp van de tekst herkennen en benoemen.
   
2. Hoofdgedachte herkennen en benoemen.
   
3. Leesstrategieën toepassen.
   
4. Tussentitels bedenken.
   
5. Kernzin in een alinea herkennen.
   

Doen

Wat? Markeer in de tekst de feiten en meningen die je tegenkomt. 

Wat daarna? Probeer ook de argumenten eruit te halen.

Ga verder met opdrachten uit je boek, over taal woordenschat.

Een feit kun je controleren.

1. waar
2. niet waar

Controleerbaar feit?
Ik heb gehoord dat we morgen na het vijfde uur vrij zijn.

1. Ja
2. Nee

Feit of mening?
Hij praat heel snel.

1. mening
2. feit

Feit of mening?
Uit onderzoek blijkt dat sporten gezond is.

1. feit
2. mening

Aan de signaalwoorden
'ik vind, volgens mij, lijkt mij'
herken je

1. een argument
2. een feit
3. een mening

Ik vind het nieuwe boek van Mirjam Mous heel spannend.

1. mening
2. feit

Omdat ik aan het eind van ieder hoofdstuk wilde weten hoe het afliep.

1. feit
2. mening
3. argument

Een mening herken je aan signaalwoorden: want, omdat, namelijk, immers.

1. waar
2. niet waar