Voorzetsels bij landen/steden

Les prépositions des villes et des pays
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Les prépositions des villes et des pays

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van de les ken ik de voorzetsels van landen en steden in het Frans. 

Slide 2 - Tekstslide

Voorzetsels bij steden/landen & Vertaling van in/naar
-Marc habite à Bruxelles.
-J'ai été en France.
-Tu vas aux Etats-Unis?
-Non, je vais au Portugal.

Slide 3 - Tekstslide

Villes / villages
Om een stad of dorp aan te geven gebruik je het voorzetsel 'à'. 

Voorbeeld:
        Je vais à Paris 
        Je vais à Lille

Slide 4 - Tekstslide

Continents
Om continenten aan te geven gebruik je het voorzetsel 'en'. 

Voorbeeld:
        En Afrique  En Asie
        En Europe  En Amérique
        En Océanie
        

Slide 5 - Tekstslide

Pays
  • Bij landen heb je drie opties: en / au / aux

  • Om te bepalen welk voorzetsel bij welk land hoort, moet je het geslacht weten van het land. 



Slide 6 - Tekstslide

Pays 
  • 'En
  • Féminin (vrouwelijk)
  • Eindigen op een 'e'
    (en Espagne) (en France)

Slide 7 - Tekstslide

Pays
  • 'au'
  • Masculin (mannelijk)
  • Eindigt niet op een e 
    ( au Danemark)( au Canada, au Pérou, au Japon) 

Slide 8 - Tekstslide

Pays
  • Aux
  • Pluriel (meervoud, eindigt meestal op een -s)

Voorbeeld: 
        Aux États-Unis
        Aux Pays-Bas

Slide 9 - Tekstslide

Résumé
À =  dorp en steden
En = continenten en vr. landen
Au = mannelijke landen
Aux = Landen meervoud

Slide 10 - Tekstslide

Noa habite.........Espagne
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 11 - Quizvraag

Je suis ........Danemark
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 12 - Quizvraag

Je vais demain.......Pays-Bas
A
à
B
en
C
au
D
aux

Slide 13 - Quizvraag

Belgique
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 14 - Quizvraag

Tu habites......Lille
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 15 - Quizvraag

à
en
au
aux
Italie
Bruxelles
Pays-Bas
Luxembourg
Paris
États-Unis
Pérou
Asie

Slide 16 - Sleepvraag

Résumé
Nederlands: in / naar
Frans:       à -     bij steden
                    au-   bij mannelijke landen (le)
                    en -  bij vrouwelijke landen (la) - eindigen op e !!!
                    aux- bij landen in meervoud (les)

Slide 17 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu as appris ?
Tu as une question?

Slide 18 - Open vraag

Où mange-t-on souvent des pâtes?
A
en Italie
B
en Belgique
C
en Turquie
D
en Allemagne

Slide 19 - Quizvraag

Casablanca est une ville connue, située
A
aux Etats-Unis
B
au Maroc
C
en Espagne
D
en Belgique

Slide 20 - Quizvraag

Quel pays est connu pour la vodka?
A
le Brésil
B
l'Allemagne
C
la Turquie
D
la Russie

Slide 21 - Quizvraag

Exercices
exercices 2 p 35
exercices 2.1 p 36
exercices 2.2 p 36
timer
5:55

Slide 22 - Tekstslide

Comment dire où on est?
en Belgique:
par exemple: Je suis en Belgique


Slide 23 - Tekstslide

Comment dire où on est?
à l'étranger?
je suis à l'étranger


Slide 24 - Tekstslide

Quelles sont les possibilités en Belgique où à l'étranger?

 Voici les photos prises en Belgique.  
Tu sais où elle sont prises?
FAIS L'exercice 2.3 p 37

Slide 25 - Tekstslide