Grammatica 4.7

Welkom  4.7 Grammatica (woordsoorten)
Leg je boek op tafel met pen/potlood
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom  4.7 Grammatica (woordsoorten)
Leg je boek op tafel met pen/potlood

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
  • kun je het lidwoord vinden
  • Kun je een zelfstandig naamwoord vinden
  • Kun je een werkwoord vinden
  • kun je het bijvoeglijk naamwoord benoemen
  • kun je de voorzetsels benoemen 

Slide 2 - Tekstslide

woordsoorten
wat weet je nog?

Slide 3 - Woordweb

Slide 4 - Video

Wat is een lidwoord? (lw)
Voorbeeld mag ook

Slide 5 - Open vraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?
(zn)

Slide 6 - Open vraag

Wat is een werkwoord? (ww)
Voorbeeld mag ook

Slide 7 - Open vraag

lidwoord (lw)
Er zijn 3 lidwoorden: de, het, een
Lidwoord gebruik je altijd met een zelfstandig naamwoord
Het huis, de tas, een hond

Soms staan er meer woorden tussen lidwoord en zelfstandig naamwoord: De blaffende hond

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord (zn)
Zelfstandig naamwoorden zijn woorden voor:
  • mensen: bakker, kindje, vuilnismannen
  • dieren: hond, aapje, muizen
  • planten: cactus, grassprietje, bomen
  • dingen: pen, krukje, gordijnen
  • namen: Sem, Enschede, Bloemendaalstraat
  • begrippen: liefde, respect, geluk
Vaak kan je een lidwoord voor het zelfstandig naamwoord zetten: een opa, het berichtje

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoord(ww)
Een werkwoord (ww) is een doe-woord. 
Het zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt:
 maak, gedaan, wandelde, bekijkt

Werkwoorden hebben verschillende vormen. 
Ze staan in tegenwoordige tijd of verleden tijd.
Van een ww kun je een ik-hij-wij rijtje maken: ik loop, jij loopt, wij lopen

Slide 10 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoorden
Wie weet er een voorbeeld? 
Licht toe!
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Het geeft je extra informatie over iets of iemand

Slide 11 - Tekstslide

bijvoeglijk nw (BV)
Bijvoeglijk naamwoord:
  • zegt iets over een zelfstandig nw
  • het geeft extra info over het zn
  • het kan ervoor maar ook erachter staan
  • krijgt soms een -e (rode, mooie)
Een Syrisch meisje- Het meisje is Syrisch
de rode auto- de auto is rood

Slide 12 - Tekstslide

Voorzetsels
Een voorzetsel staat nooit alleen: het hoort bij 1 of meer andere woorden.
De voorzetsels kan je invullen op de puntjes van de volgende woordgroepen:

... de kooi
... de vakantie
Wie weet er een voorbeeld?
Licht toe!
In de kooi

Gedurende de vakantie

Slide 13 - Tekstslide

 voorzetsel (VZ)
  • staat nooit alleen, hoort bij andere woord(en)
  • Een voorzetsel kun je altijd voor deze woorden zetten1)  1.......de kast (op de kast)
      2......de vakantie ( in de vakantie,   tijdens de vakantie)    

Soms heb je niet te maken met een voorzetsel maar met een scheidbaar werkwoord. Dan bestaat het werkwoord uit twee delen:
Opbellen: Ik bel op.   OP = GEEN VZ
         

Slide 14 - Tekstslide

Maken 

Maken: KGT instapopdracht 1
B/K Opdracht 1


Klaar? Lees de lesstof over bijvoeglijk naamwoord en voorzetsel.
timer
6:00

Slide 15 - Tekstslide

Nakijken instap opdracht
maken

Slide 16 - Tekstslide

Nakijken instap opdracht
Antwoorden
Zn.  ww. lw. bn.          zn.    
vz.    bn.      zn.          vz.  bn. 
zn.      zn.        zn.    ww.      lw.     bn.     zn. 
lw.   bn.          zn.             ww.              bn.        bn.             zn.  
bn.              zn.     ww.  lw.   zn.            bn.            zn.  
zn.     vz.         bn.       zn.  

Slide 17 - Tekstslide

Maken
KGT Verplicht: 6, 10 en 14
5 opdrachten naar keuze 
Opdracht 2 en 12 niet

B/K maken opdrachten: 2,3,4,5,7,8

Klaar? Maak de overige opdrachten .

Slide 18 - Tekstslide

Lesdoelen check 

Slide 19 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
  • kun je het lidwoord vinden
  • Kun je een zelfstandig naamwoord vinden
  • Kun je een werkwoord vinden
  • kun je het bijvoeglijk naamwoord benoemen
  • kun je de voorzetsels benoemen 

Slide 20 - Tekstslide

Tips & tops

Slide 21 - Open vraag