H3 leesvaardigheid 17 (les 1)


Welkom havo 3
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Welkom havo 3

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen / nieuw boek halen in OLC
  2. Huiswerk bespreken (poëzie)
  3. Leesvaardigheid 17 (deel 1): mening en argumenten
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

oef. 2a, 2b, 4b, 4c (p. 151/153)
2a Bijvoorbeeld: Het gedicht is erg passend, omdat het gedicht gaat over de Vliehors en de woorden die hij in het zand achterlaat. Het gedicht speelt met de betekenis van ‘diepe indruk maken’. Poëzie kan diepe indruk maken op mensen, maar in dit geval maakt het ook letterlijk een diepe indruk, in het zand. Die letterlijke indruk wordt door ‘water aangeraakt’: als het vloed wordt, spoelen de golven over het gedicht heen.

2b De regel heeft een dubbele betekenis: poëzie maakt de diepste indruk, zowel op mensen als in het zand.  
 
4b Met ‘reizigers’ worden satellieten en ruimteschepen bedoeld. Het Engelse ‘voyagers’ staat voor het Voyagerprogramma: een Amerikaans ruimtevaartprogramma waarbij twee onbemande ruimtesondes door de ruimte zweven en ons voorzien van informatie.

 4c De regel doet heel kinderlijk aan. Denk aan de kinderliedjes ‘Hoedje van papier’ (‘Een twee drie vier, hoedje van, hoedje van…) en ‘Op een grote paddenstoel (‘… allebei de beentjes, hoepla, in de lucht’).

Slide 3 - Tekstslide

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Leesvaardigheid 17: mening en argumenten

Doel: Je leert hoe je meningen en argumenten onderscheidt.


Slide 5 - Tekstslide

Mening
Met een mening maakt een​ schrijver zijn lezer duidelijk hoe ​hij ergens tegenaan kijkt. ​

Een ander woord voor mening ​is ook wel standpunt.




Slide 6 - Tekstslide

In welke van onderstaande tekstsoorten kom je een mening tegen?
A
activerende tekst
B
amuserende tekst
C
betogende tekst
D
beschouwende tekst

Slide 7 - Quizvraag

Tekstsoorten met een mening
​Beschouwende tekst – doel is mening laten vormen
 Betogende tekst – doel is overtuigen
Activerende tekst - doel is overtuigen EN je iets laten doen

Slide 8 - Tekstslide

Expliciet vs. impliciet
Lang niet altijd geeft een schrijver zijn mening expliciet aan met signaalwoorden, vaak moet je als lezer zelf maar uit de tekst afleiden wat de schrijver nou vindt. 

Slide 9 - Tekstslide

Aan welke ​signaalwoorden kun je een mening/standpunt herkennen?

Slide 10 - Woordweb

Argumenten
Een schrijver gebruikt argumenten om zijn mening te onderbouwen of aannemelijk te maken. ​


Ik vind dat de overheid maatregelen moet nemen tegen obesitas, want 25% van de jeugd heeft al verschijnselen van obesitas. 

Slide 11 - Tekstslide

Aan welke signaalwoorden kun je argumenten herkennen?

Slide 12 - Woordweb

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Ik vind het belangrijk om zo min mogelijk vlees te eten, omdat ik het idee heb dat veeteelt slecht is voor het milieu.
A
Ik vind het belangrijk om zo min mogelijk vlees te eten
B
omdat ik het idee heb dat veeteelt slecht is voor het milieu.

Slide 13 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Je bent verkouden, je kunt maar beter een paracetamol nemen.
A
Je bent verkouden
B
je kunt maar beter een paracetamol nemen.

Slide 14 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Het is verstandig om je regenjas mee te nemen, het regent.
A
Het is verstandig om je regenjas mee te nemen
B
het regent.

Slide 15 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Je moet goed leren vanmiddag, want morgen krijg je een toets.
A
Je moet goed leren vanmiddag
B
want morgen krijg je een toets.

Slide 16 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Integratie van nieuwe bevolkingsgroepen werkt beter als zij met open armen ontvangen worden. Het is daarom een slecht idee om immigranten vijandig te behandelen.
A
Integratie van nieuwe bevolkingsgroepen werkt beter als zij met open armen ontvangen worden.
B
Het is daarom een slecht idee om immigranten vijandig te behandelen.

Slide 17 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Je moet snel die tickets kopen, de concerten van Ed Sheeran zijn namelijk altijd snel uitverkocht.
A
Je moet snel die tickets kopen
B
de concerten van Ed Sheeran zijn namelijk altijd snel uitverkocht.

Slide 18 - Quizvraag

Welk deel van de zin is een mening/standpunt?

Stilzitten is erg ongezond, dus bij een blokuur zou iedereen tussendoor even een rondje door het lokaal moeten lopen.
A
Stilzitten is erg ongezond
B
dus bij een blokuur zou iedereen tussendoor even een rondje door het lokaal moeten lopen.

Slide 19 - Quizvraag

Feitelijke uitspraken

Een schrijver maakt zijn tekst sterker als zijn mening en argumenten feitelijke uitspraken bevatten. ​


Een feitelijke uitspraak is een uitspraak waarvan (eenvoudig) vast te stellen is of de uitspraak ‘waar’ of ‘onwaar’ is. 

Slide 20 - Tekstslide

Feitelijke uitspraak of niet? 

Energiedrankjes moeten verboden want uit onderzoek blijkt energiedrankjes hartritme- stoornissen veroorzaken bij jongeren.
A
feitelijke uitspraak
B
geen feitelijke uitspraak

Slide 21 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Ik vind die nieuwe roman erg goed. Ik kon me namelijk erg inleven in de hoofdpersoon en de verhaallijn vond ik erg spannend.

A
feitelijke uitspraak
B
geen feitelijke uitspraak

Slide 22 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Ik verwacht niet dat Jeroen Dijsselbloem in de Tweede Kamer blijft. Ik kan me niet voostellen dat dat werk hem nog genoeg uitdaging zal bieden.
A
feitelijke uitspraak
B
geen feitelijke uitspraak

Slide 23 - Quizvraag

Feitelijke uitspraak of niet? 

Als president zal ik de begroting in evenwicht houden, want dat heb ik ook gedaan toen ik gouverneur was.
A
feitelijke uitspraak
B
geen feitelijke uitspraak

Slide 24 - Quizvraag

Controleren van uitspraken
Een kritische lezer moet zich altijd afvragen of de argumenten van een schrijver wel kloppen. ​


Dus naast dat je moet letten op de bron,
de actualiteit, de deskundigheid van de auteur 
en het belang van de auteur moet je dus ook 
letten op de juistheid van de argumenten. 

Slide 25 - Tekstslide

Kun je controleren of de volgende zin waar is of niet?

Popartiesten verdienen per definitie veel geld.
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

Kun je controleren of de volgende zin waar is of niet?

Geluk leidt tot succes en niet andersom.
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quizvraag

Kun je controleren of de volgende zin waar is of niet?

Een banaan bestaat per 100 gram uit 18,2 gram suikers.
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quizvraag

Kun je controleren of de volgende zin waar is of niet?

Tycho snapt de som niet.
A
ja
B
nee

Slide 29 - Quizvraag

Kun je controleren of de volgende zin waar is of niet?

Valeries moeder mediteert en Nadia vindt dat maar zweverig.
A
ja
B
nee

Slide 30 - Quizvraag

Kun je controleren of de volgende zin waar is of niet?

Wel 78 procent van de bevolking vindt dat Zwarte Piet een belangrijk onderdeel is van de Nederlandse cultuur.
A
ja
B
nee

Slide 31 - Quizvraag

Kun je controleren of de volgende zin waar is of niet?

Toen het eerste testament van de Bijbel werd geschreven, dacht men anders over de rol van de vrouw dan nu.
A
ja
B
nee

Slide 32 - Quizvraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les:
  • Huiswerk: leren p. 70
  • Meenemen: LAPTOP, boek, leesboek, schrift en pen​
  • Programma: leesvaardigheid 17 (deel 2)


Slide 33 - Tekstslide