Moeten: must - have to

Grammar
Moeten: must & have to
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammar
Moeten: must & have to

Slide 1 - Tekstslide

Must & have to
Je gebruikt must als je zelf vindt dat iets wel of niet zou moeten.
Je gebruikt have to als iets verplicht is of iemand anders vindt dat het moet.

  • I must visit grandma, I haven't seen her in ages!
  • Children under sixteen have to go to school.

Slide 2 - Tekstslide

Must & have to
Als je to have to in ontkennende zinnen gebruikt, dan verandert de betekenis van moeten in niet hoeven.

  • I don't have to go to that stupid party
  • She doesn't have to come if she doesn't want to..

Must in een ontkennende zin betekent moet niet (must not / mustn't)

Slide 3 - Tekstslide

Kies het juiste werkwoord.

Please excuse me for a moment. I ___ go to the toilet.
A
has to
B
have to
C
must

Slide 4 - Quizvraag

Kies het juiste werkwoord.

All my favourite actors are in this film, so it ___ be good.
A
has to
B
have to
C
must

Slide 5 - Quizvraag

Kies het juiste werkwoord.

You ____ save some money.
A
has to
B
have to
C
must

Slide 6 - Quizvraag

Kies het juiste werkwoord.

Children ____ go to school.
A
has to
B
have to
C
must

Slide 7 - Quizvraag

Kies het juiste werkwoord.

I ____ study today.
A
has to
B
have to
C
must

Slide 8 - Quizvraag

Kies het juiste werkwoord.

She ____ go to the doctor today, for a regular check-up.
A
has to
B
have to
C
must

Slide 9 - Quizvraag

The teacher told us that you ____ be in class at 8:30!

Slide 10 - Open vraag

Father: "Listen! You and your sister ___ be home before 10 PM!

Slide 11 - Open vraag