Literaire begrippen - les 9

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Kort verhaal
  • Schrijfstijl
  • Week van de Poëzie
  • Lezen H1

Slide 2 - Tekstslide

Kort verhaal
-Wordt het verhaal chronologisch verteld?
-Vanuit welk perspectief is er geschreven?
-Welke motieven herken je?
-Wat is het onderwerp van het verhaal?
-Wat is het thema van het verhaal?

Slide 3 - Tekstslide

Schrijfstijl
Vergelijk de volgende mails.
Wat valt je op?
Welke mail vind jij het beste?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wat maakt een mail een goede mail?

Slide 9 - Tekstslide

Schrijfstijl - wat is stijl?

Slide 10 - Tekstslide

Schrijfstijl - wat is stijl?

Slide 11 - Tekstslide

Schrijfstijl - tips
  • Pas je stijl aan aan je publiek en aan je schrijfdoel  ->  het verschilt per situatie welke stijl passend is.
  • Kies je woorden nauwkeurig -> woorden doen ertoe: door heel precies je woorden te kiezen, maak je zaken duidelijk
  • Vermijd vage woorden als 'een beetje', 'iets', 'nogal' -> vage woorden maken een tekst minder duidelijk

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht
Wendy de Vries (vwo-4) heeft in november boeken geleend van de schoolbibliotheek, maar ze heeft deze nooit teruggebracht. Ze kreeg er twee mailtjes over waar ze niet op heeft gereageerd. Nu, in maart, krijgen haar ouders een pittige mail van school. Wendy moet de geleende boeken snel
terugbrengen, anders volgen zware maatregelen.

-> Lees de mails op de volgende dia's.

Slide 13 - Tekstslide

Aan de ouders / verzorgers van Wendy de Vries,

Afgelopen periode is door een medewerkster van de bibliotheek van onze school geconstateerd dat enkele uitgeleende boeken ondanks herhaaldelijke schriftelijke aansporingen daartoe en ondanks dat de inleverdatum inmiddels al geruime tijd is overschreden nog steeds niet geretourneerd zijn in de schoolbibliotheek. 

Met dit schrijven willen wij u, als ouders / verzorgers van Wendy de Vries uit vwo-4, met klem wijzen op deze zeer ernstige nalatigheid. Als uw kind de boeken niet binnen afzienbare tijd retourneert, dan zijn wij genoodzaakt om drastische maatregelen te nemen; waarbij schorsing zeker niet uit te sluiten valt. Ook zullen in dat geval de gemaakte kosten, te weten de nieuwprijs van de boeken en de administratiekosten, volledig in rekening gebracht moeten worden. Wij verwachten dan ook dat uw kind per ommegaande de boeken inlevert en dat daarbij tevens aan de openstaande boete wordt voldaan. Voor eventuele vragen verwijzen wij u naar de bibliothecaresse van onze schoolbibliotheek.

Hoogachtend,
 
drs. J.P.M.D. Knepflé (rectrix Vondelcollege)

Slide 14 - Tekstslide

Beste ouders van Wendy de Vries,

Wendy heeft op 18 november drie boeken geleend van de schoolbibliotheek. Deze boeken had ze
uiterlijk 18 januari moeten inleveren, maar dit heeft ze niet gedaan. Ze heeft daarna ook niet
gereageerd op twee herinneringsmails van de bibliotheekmedewerkster. Dit kost ons veel extra
werk. Wij vinden het daarnaast vervelend dat Wendy niet reageert op de mails.

Wij verwachten dat jullie hierover in gesprek gaan met jullie dochter. Wendy kan tot 25 maart de
boeken inleveren. Ze moet ook uiterlijk 25 maart de boete (€11,50) betalen. Als ze dit niet doet,
wordt ze geschorst. We zullen in dat geval ook de nieuwprijs van de boeken en de extra
administratiekosten in rekening brengen.

Wij gaan ervan uit dat dit niet nodig is en dat Wendy zich houdt aan deze allerlaatste
inleverdatum. Als u vragen heeft, kunt u contact opnemen met mevrouw Boeken, onze
bibliothecaresse. Ze is te bereiken onder nummer 0314 325331.

Met vriendelijke groet,
 
José Kneplfé, rectrix van het Vondelcollege

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht
  1. Er is een verschil in toon tussen de beide mails. Omschrijf dit verschil.
  2. Stel dat de mail aan jou was gericht. Welke mail zou jij het meest prettig vinden om te lezen. Leg uit waarom.

Slide 16 - Tekstslide

Wat zeggen taalprofessionals?
Beide teksten zijn geschreven in foutloze taal: ze bevatten geen spelfouten, geen zinsbouwfouten en geen interpunctiefouten. Toch vinden taalprofessionals de stijl van tekst 2 minder sterk dan die van tekst 2. Waarom?
-> duidelijke alinea-indeling ontbreekt
-> de zinnen zijn onnodig lang
-> tekst 1 is minder concreet dan tekst 2 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Week van de Poëzie


Bekijk de gedichten en maak een volgorde van makkelijk naar moeilijk.

Slide 19 - Tekstslide

NN 7e - H1 Lezen
  • Ik kan uiteenzettende, beschouwende en betogende teksten onderscheiden.

Slide 20 - Tekstslide

Uiteenzetting
  • Een uiteenzetting is bedoeld om de lezer te informeren: een bepaald onderwerp wordt objectief uitgewerkt. 
  • In een uiteenzetting staan meestal veel feiten en toelichtingen of voorbeelden. 
  • De hoofdgedachte van een uiteenzetting is vaak een constateringTechnische studies zijn hun nerd-achtige imago kwijtgeraakt.

Slide 21 - Tekstslide

Betoog
  • Een betoog is bedoeld om te overtuigen: de schrijver wil dat de lezers zijn mening (standpunt) over een bepaalde kwestie overnemen. 
  • De auteur geeft argumenten voor zijn standpunt en soms weerlegt hij argumenten die de lezers tegen zijn standpunt kunnen inbrengen.
  • De hoofdgedachte van een betoog is het standpunt (mening), bijvoorbeeld: Tweede Kamerleden die uit hun fractie stappen, moeten hun Kamerzetel afstaan.

Slide 22 - Tekstslide

Beschouwing
  • Een beschouwing is bedoeld om te opiniëren: de auteur wil zijn lezers zelf over iets laten nadenken, zodat ze zich er een mening over kunnen vormen. 
  • De schrijver geeft bijvoorbeeld voor- en nadelen van een verschijnsel of verschillende meningen van deskundigen of betrokkenen.
  • De hoofdgedachte van een beschouwing is vaak een constatering: Hoewel de geleerden het erover eens zijn dat er iets moet gebeuren om de wereldbevolking van voedsel te voorzien, zijn de meningen verdeeld over wat dat dan precies moet zijn.

Slide 23 - Tekstslide

Uiteenzetting
Betoog

Beschouwing
Informatief
Overtuigend
Opiniërend
Objectief
Subjectief
Objectief
Feiten, uitleg en voorbeelden
Standpunt en argumenten
Feiten, uitleg en voorbeelden
Hoofdgedachte = constatering
Hoofdgedachte = mening
Hoofdgedachte = constatering

Slide 24 - Tekstslide

Hoofdgedachte:
"De vergrijzing in Nederland vindt vooral buiten de Randstad plaats."

A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 25 - Quizvraag

Hoofdgedachte:
"Over het Twittergedrag van de Amerikaanse president lopen de meningen uiteen."

A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 26 - Quizvraag

Hoofdgedachte:
"Grote zoogdieren in dierentuinen moeten verboden worden ."

A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 27 - Quizvraag

Hoofdgedachte:
"Aan een kabinet dat steunt op vier partijen, zitten zowel voor- als nadelen."

A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 28 - Quizvraag

Hoofdgedachte:
"Er worden de laatste jaren steeds meer huwelijken gesloten tussen mensen met verschillende nationaliteiten."

A
Uiteenzetting
B
Betoog
C
Beschouwing

Slide 29 - Quizvraag

Actief lezen

  • Markeer tijdens het lezen stukken die je belangrijk vindt.
  • Markeer zaken waarover je meer wilt weten en zoek aanvullende informatie.
  • Maak notities in de marges van de tekst.
  • Vat elke alinea die je gelezen hebt in een paar woorden samen.
  • Voorspel wat er nog gaat komen, bijvoorbeeld een verklaring, een oorzaak, een gevolg, een tegenargument of een weerlegging.
  • Stel jezelf tussentijds vragen over wat je gelezen hebt, zoals Wat betekent dat?, Wat zijn de gevolgen?, Hoe komt het dat …? en Klopt dit wel?
  • Controleer of je antwoord hebt gekregen op je vragen.
  • Bepaal met behulp van andere bronnen of informatie waaraan je twijfelt wel klopt.
  • Spreek met een ander over (delen van) de tekst.
Maak een mindmap of een schematische samenvatting van de tekst of verwerk een deel van de tekst in een grafiek, een (stroom)schema of een tabel.









Slide 30 - Tekstslide

H1 Lezen 
Paragraaf 2:
opdracht 2 + 3   of
opdracht 4 + 5


Slide 31 - Tekstslide