CCU; Beademing en Optiflow

Beademing en Optiflow


Verdiepingsmodule Cardiac Care
Netwerk Acute Zorg
Renee Post


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Beademing en Optiflow


Verdiepingsmodule Cardiac Care
Netwerk Acute Zorg
Renee Post


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Inhoud
  • Gaswisseling
  • Essentie van mechanische beademing
  • Mechanische beademing bij hartfalen
  • Optiflow
  • Risico’s zuurstoftoediening
  • Bloedgassen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ademhaling
Doel:
  • Weefsels voorzien van zuurstof en ontdoen van kooldioxide
Nodig:
  • Adequate diffusie
  • Adequate ventilatie
  • Adequate perfusie
  • Adequaat Hb


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe werkt diffusie in de longen?
A
Op basis van concentratieverschil
B
Op basis van drukverschil

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat diffundeert sneller; zuurstof of kooldioxide?
A
zuurstof
B
kooldixide

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Respiratoire insufficiëntie
  • Er bestaat een inadequate gaswisseling.
  • Er is sprake van een te laag PaO2 (< 8 kPa) en evt een te hoog PaCO2 (> 6.5 kPa).
  • Type 1: hypoxisch; laag PaO2, laag PaCO2
  • Type 2: ventilatoir; laag PaO2, hoog PaCO2
  • Een combinatie van 1 en 2


Slide 8 - Tekstslide

Hypoxische respiratoire insufficiëntie
Kenmerken:
Hypoxie
Hypocapnie
Tachypnoe
Kleine teugvolumina
Verhoogde A-a O2 gradiënt.
 
Mechanismen:
Ventilatie-perfusiestoornis.
Diffusiestoornis.
 
 
Ventilatoire respiratoire insufficiëntie.
Kenmerken:
Hypercapnie.
Hypoxie.
Verminderde ademfrequentie en/of diepte.
Soms dissynchrone buik/borst ademhaling.
Normale A-a O2 gradiënt.
 
Mechanisme:
Alveolaire hypoventilatie.

Oorzaken naar pathologie
  • Depressie ademcentrum
  • Neurologisch/neuromusculair
  • Thoraxwand en pleura-afwijkingen
  • Afwijkingen longen en luchtwegen
  • Cardiovasculair

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken naar fysiologie:

  • Ventilatiestoornissen
  • Ventilatie-perfusiestoornissen
  • Diffusiestoornissen

Slide 10 - Tekstslide

Diffusiestoornissen zijn meestal het gevolg van problemen in de interstitiële ruimte. De alveolaire ruimte blijft relatief gespaard hoewel deze wel kan afnemen door een afname van het FRC bij fibrosering.
Kooldioxide diffundeert sneller dan zuurstof van bloed naar alveoli omdat diffusiecapaciteit voor CO2 20x zo groot is als voor zuurstof. Toename van dikte van het alveolocapillair membraan bij interstiteel oedeem of fibrose of afname va diffusieoppervlak bij longemfyseem zal leiden tot diffusiestoornissen waarbij zuurstofopname meer te lijden heft dan kooldioxide uitscheiding.

perfusiestoornis: longembolie; maar ook shock en hoge intrathoracale druk


Diffusiestoornissen
  • Meestal probleem in interstitiële ruimte.
  • Alveoli relatief gespaard.
  • FRC meestal wel verlaagd.



Slide 11 - Tekstslide

Diffusiestoornissen zijn meestal het gevolg van problemen in de interstitiële ruimte. De alveolaire ruimte blijft relatief gespaard hoewel deze wel kan afnemen door een afname van het FRC bij fibrosering, vaak een zuurstof probleem omdat dit veel trager diffundeert dan koolstofdioxide CO2 gaat 20x sneller
FRC: functionele residu capaciteit: de hoeveelheid lucht die na een normale uitademing nog in de longen aanwezig is; deze is opgebouwd uit het residual volume plus de expiratoire reserve. FRC is buffervolume, wordt bij elke inspiratie deels ververst. Bij atelectase is FRC afgenomen, de long is niet helemaal open, gaswisseling raakt verstoord. FRC normal 2400ml.
Toename van dikte alveolocapillair membraan bij insterstiteel oedeem of fibrose.

Ventilatie-perfusie stoornissen

Slide 12 - Tekstslide

Shunting geeft vooral oxygenatieproblemen, reageert slecht op zuurstoftoediening maar goed op PEEP. (atelectase, pneumonie, pleuravocht, cardiaal longoedeem, ARDS)
Pas bij shunt > 50% neemt het PaCO2 toe.
Alveolaire dode ruimte ventilatie geeft minder oxygenatieproblemen dan shunting maar meer CO2 problemen. Het reageert beter op zuurstof maar niet op PEEP.
Shock, ondervulling, longembolieën, rechter ventrikelfalen
Shunting: PEEP geven
ADRV: FiO2, minder goed geventileerde delen krijgen ook een hogere PaO2, vochttoediening leidt tot betere longperfusie.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies