3K - The future

The future!
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

The future!

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

4 manieren om over de toekomst te praten

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

We have to go soon. The bus __________________ (leave) at 14.15.
A
leaves
B
is leaving
C
is going to leave
D
will leave

Slide 5 - Quizvraag

Uitleg
leaves 

want het gaat hier om een vaste vertrektijd (in dit geval van een bus).

Slide 6 - Tekstslide

Are you looking for my dad? He’s not here. He always _________(walk) the dog around this time.
A
walks
B
is walking
C
is going to walk
D
will walk

Slide 7 - Quizvraag

Uitleg
walks

want het gaat hier om een gewoonte, iets wat iemand altijd (always) doet.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

I almost forgot. I need to leave earlier. I ___________________ (see) my doctor this afternoon.
A
see
B
am seeing
C
am going to see
D
will see

Slide 10 - Quizvraag

Uitleg
am seeing

want het gaat hier om een afspraak, waarvan je de tijd en/of plaats weet.

Slide 11 - Tekstslide

I ________ (stay) at my house at the moment.
A
stay
B
am staying
C
am going to stay
D
will stay

Slide 12 - Quizvraag

Uitleg
am staying

want het is op dit moment aan de gang (at the moment)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Do you see those clouds? It _______________________ (rain) a lot today!
A
rains
B
is raining
C
is going to rain
D
will rain

Slide 15 - Quizvraag

Uitleg
is going to rain

want je maakt een voorspelling met bewijs, je ziet de wolken (clouds)

Slide 16 - Tekstslide

I found out that P!NK is coming to The Netherlands next year. I ________________________ (see) her!
A
see
B
am seeing
C
am going to see
D
will see

Slide 17 - Quizvraag

Uitleg
am going to see

want het gaat over een plan dat je voor de toekomst hebt. 

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Oof! That bag looks really heavy. I ________________ (help) you with that!
A
help
B
am helping
C
am going to help
D
will help

Slide 20 - Quizvraag

Uitleg
will help

want je biedt aan om te helpen.

Slide 21 - Tekstslide

When I grow up, I ___________________ (live) in a huge house.
A
live
B
am living
C
am going to live
D
will live

Slide 22 - Quizvraag

Uitleg
will live

want je maakt een voorspelling voor de toekomst, maar je hebt er geen bewijs voor, je denkt/hoopt het.

Slide 23 - Tekstslide

Oefenen:
Met de volgende vragen ga je weer met de uitleg oefenen

De zinnen zijn dezelfde als oefening 12, in het kaderboek
Na elke vraag staat uitleg, lees dit ook goed.

Slide 24 - Tekstslide

I ______ (work) now, can you come back later?
A
work
B
am working
C
am going to work
D
will work

Slide 25 - Quizvraag

Uitleg
am working

want het is nu aan de gang. 
Dat herken je aan het woordje now

Slide 26 - Tekstslide

She _______ (be) always late.
A
is
B
is being
C
is going to be
D
will be

Slide 27 - Quizvraag

Uitleg
is

want het gaat om een gewoonte, dat herken je aan het woord always.

To be = I am - you are - she is

Slide 28 - Tekstslide

I can hear the phone ringing in the other room. I _____ (get) it!
A
get
B
am getting
C
am going to get
D
will get

Slide 29 - Quizvraag

Uitleg
will get

want je hoort de telefoon in de andere kamer, en je besluit spontaan om op te nemen.
 bij besluiten gebruik je will + werkwoord

Slide 30 - Tekstslide

We ______ (meet) Jackie and Robin at the swimmingpool at 3pm.
A
meet
B
are meeting
C
are going to meet
D
will meet

Slide 31 - Quizvraag

Uitleg
am meeting

want het gaat om een afspraak, en je weet de plaats (swimming pool) en/of de tijd (at 3pm).

Slide 32 - Tekstslide

It's a fact that a newborn panda _____ (weigh) as much as a cup of tea.
A
weighs
B
is weighing
C
is going to weigh
D
will weigh

Slide 33 - Quizvraag

Uitleg
weighs

want het gaat hier om een feit (fact) en dan gebruik je het gewone werkwoord. 
Er komt hier een s achter, want dat moet na een he/she/it. 
Een panda is een it.

Slide 34 - Tekstslide

Shirley and Tristan ______ (watch) a film right now.
A
watch
B
are watching
C
are going to watch
D
will watch

Slide 35 - Quizvraag

Uitleg
are watching

want het is nu aan de gang (right now) en als iets aan de gang is, dan zet je -ing achter het werkwoord, en am/is/are ervoor.

Slide 36 - Tekstslide

He always ______ (take) the bus to school.
A
takes
B
is taking
C
is going to take
D
will take

Slide 37 - Quizvraag

Uitleg
takes

want het gaat om een gewoonte, iets wat altijd zo is (always).

Je zet een s achter het werkwoord omdat het om een he gaat

Slide 38 - Tekstslide

Je bent nu klaar met deze les!
En dus ook met je huiswerk,

tot de volgende les! 

Slide 39 - Tekstslide