Les 11.2 - leerdoel 2

Les 11.2
Energie & warmtetransport
Lesplanning:
  1. uitleg soortelijke warmte
  2. opgaven leerdoel 2 (20 min)
  3. Klassikaal: herhaling a.d.h.v. examenopgave samarium-153
  4. Evt. zelfstandig voorbereiden toets

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Les 11.2
Energie & warmtetransport
Lesplanning:
  1. uitleg soortelijke warmte
  2. opgaven leerdoel 2 (20 min)
  3. Klassikaal: herhaling a.d.h.v. examenopgave samarium-153
  4. Evt. zelfstandig voorbereiden toets

Slide 1 - Tekstslide

2 lessen
Opwarmen
Verschillende materialen

Temperatuur 1 ºC omhoog:
  • 1 gram ijzer 🡪 0,46 joule
  • 1 gram tin 🡪 0,22 joule

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soortelijke warmte
  • De soortelijke warmte van een stof is de hoeveelheid warmte, die deze stof opneemt per massa-eenheid van de stof en per graad temperatuurstijging (of afstaat bij temperatuurdaling).

  • Temperatuur 1 ºC omhoog:
    - 1 gram ijzer 🡪 0,46 joule soortelijke warmte ijzer: 0,46 J/(g·ºC)
    - 1 gram tin 🡪 0,22 joule soortelijke warmte tin: 0,22 J/(g·ºC) 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer je 23 joule warmte aan een ijzeren blokje toevoegt stijgt de temperatuur met 10 ºC toe. De massa van het ijzeren blokje is 5 gram.
Bereken de soortelijke warmte van ijzer.

Slide 4 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld
Een waterkoker (1600 W) verwarmt 1,5 L water van 20 ⁰C tot 100⁰C. 

Bereken hoeveel minuten de waterkoker daarover doet.
Ga ervanuit dat er geen energie verloren gaat.
cwater = 4,2 J g⁻¹ K⁻¹

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 2
Een brokje zilver van 44 gram en
25 ˚C wordt toegevoegd aan 100 gram kokend water. 
Bereken de eindtemperatuur van het water.
Ga uit van een ideale situatie waarbij geen warmte verloren gaat aan de omgeving.
cwater = 4,2 J g⁻¹ K⁻¹
czilver = 0,24 J g⁻¹ K⁻¹

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
§3.3 opgave 35, 36 en 37
timer
18:00

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling 
straling & gezondheid

a.d.h.v. examenopgave samarium-153

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Examenopgave Samarium - 153

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samarium-153 komt niet in de vrije natuur voor. Het wordt gemaakt door samarium-152-kernen te beschieten met een bepaald soort deeltjes.
Met welk deeltje moet een samarium-152-kern beschoten worden omsamarium-153 te vormen?
A
Alfadeeltje
B
Betadeeltje
C
Gamma foton
D
Neutron

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samarium-153 zendt zowel β⁻-straling als γ-straling uit. Het kan daarom zowel voor een behandeling tegen tumoren gebruikt worden als voor een
scan.
Geef de vervalreactie van samarium-153. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samarium hecht zich beter aan geïnfecteerd botweefsel dan aan gezond botweefsel. Daarom kan er tijdens de behandeling ook een scan gemaakt worden van de hond waarin zieke botdelen als lichte vlekken te zien zijn.
Welk soort straling wordt gebruikt om een scan te maken?
A
β⁻-straling, want deze straling heeft een klein doordringend vermogen
B
β⁻-straling, want deze straling heeft een groot doordringend vermogen
C
γ-straling, want deze straling heeft een klein doordringend vermogen
D
γ-straling, want deze straling heeft een groot doordringend vermogen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het medicijn, met productiedatum 3 juni 9.00 uur, wordt aangeleverd in een flesje met een inhoud van 15 mL. 

Bepaal de halveringstijd van samarium-153.

 
De activiteit van het geleverde samarium-153

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samarium-153 heeft een halveringstijd van 48h. Op t=0 s is de activiteit 3000 MBq.
Hoe groot is de activiteit na 10 dagen?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Halveringstijd
Maak vraag 9 en 10
Klaar: ga verder met de opgaven van §5.8 of de oefentoets
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 11

E_deeltje = 233 keV

D = 86,5 Gy
m = 10 g = 0,010 kg

N = ?




  • D = E / m
      E = 86,5 · 0,010 = 0,865 J
  • Per deeltje is de energie 233 keV. 
  • 1eV = 1,602·10⁻¹⁹ J
    233 keV = 3,7327·10⁻¹⁴ J 
  • N = E/E_deeltje 
          = 0,865 / 3,7327·10⁻¹⁴
          = 2,317·10¹³ deeltjes

Afgerond is dit 2,3·1013.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgave 12
Een deel van het bij Cassie ingespoten samarium is uitgescheiden met de
urine. De urine van Cassie werd daarom opgevangen en gedurende
10 halveringstijden bewaard.
Bereken hoeveel procent van de activiteit van het samarium in de
opgevangen urine er na die tijd nog over was. 




In één halveringstijd halveert de activiteit. In 10 halveringstijden wordt de activiteit dus 10 keer gehalveerd. De activiteit is dus nog maar ½¹⁰ = 0,00097656 keer de beginactiviteit. Dit is afgerond 0,098 %.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
§5.8 Afsluiten - opgave 83 t/m 88
of 
oefentoets in classroom

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies