7.2 Warmte

7.2 Warmte
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

7.2 Warmte

Slide 1 - Tekstslide

2

Slide 2 - Video

Warm & warmte
Warm zegt iets over de temperatuur. Hoe warmer
een voorwerp/stof is hoe hoger de temperatuur. 

Warmte is een vorm van energie. Als je warmte
aan een voorwerp toevoegt, stijgt de
temperatuur van het voorwerp. Als je warmte
aan een voorwerp onttrekt, daalt de temperatuur
van het voorwerp. 


Slide 3 - Tekstslide

00:16
Wat denk jij?
Het boek heeft een lagere temperatuur dan de harddrive.
Het boek heeft een even hoge temperatuur als de hardrive.
Het boek heeft een hogere temperatuur dan de hardrive.

Slide 4 - Poll

01:58
Wat verwacht jij?
Als je een ijsblokje gelijktijdig op een aluminiumblokje en een ander ijsblokje op een plastic blokje legt dan ...

Slide 5 - Open vraag


Opwarmen
Warmte is energie die stroomt van voorwerpen met een hoge temperatuur naar een lage temperatuur. Uiteindelijk krijgen ze dezelfde temperatuur.

Slide 6 - Tekstslide


Opwarmen
Verschillende materialen

Temperatuur 1 ºC omhoog:
  • 1 gram ijzer 🡪 0,46 joule
  • 1 gram tin 🡪 0,22 joule

Slide 7 - Tekstslide

Soortelijke warmte
  • De soortelijke warmte van een stof is de hoeveelheid warmte, die deze stof opneemt per massa-eenheid van de stof en per graad temperatuurstijging (of afstaat bij temperatuurdaling).

  • Temperatuur 1 ºC omhoog:
    - 1 gram ijzer 🡪 0,46 joule soortelijke warmte ijzer: 0,46 J/(g·ºC)
    - 1 gram tin 🡪 0,22 joule soortelijke warmte tin: 0,22 J/(g·ºC) 

Slide 8 - Tekstslide

Aantekening
Grootheid
symbool
Eenheid
Symbool
Massa
m
Gram
g
Warmte
Q
Joule
J
Soortelijke warmte
c
Joule per gram per graden Celcius
J/g.oC
Temperatuur-verandering
ΔT
Graden Celcius
oC

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Nu gaat hij de soortelijke warmte er in zetten. Wat was het symbool van soortelijke warmte ook weer?
A
Q
B
lambda
C
c
D
T

Slide 11 - Quizvraag

Soortelijke warmte is...
A
de hoeveelheid energie die nodig is om 1 gram stof 1 °F te laten stijgen in temperatuur
B
de hoeveelheid energie die nodig is om 1 kilogram stof 1 °C te laten stijgen in temperatuur
C
de temperatuur die nodig is om 1 gram stof 1 °C te laten stijgen in energie
D
de hoeveelheid energie die nodig is om 1 gram stof 1 °C te laten stijgen in temperatuur

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de soortelijke warmte van water?
A
1,18 J/kg*C
B
4,18 J/kg*C
C
1,0 J/kg*C
D
4,28 J/kg*C

Slide 13 - Quizvraag

Aantekening: Voorbeeld 1
Je wilt een kop thee zetten. Je hebt 300 gram water van 20 oC en wilt dit aan de kook brengen. Hoeveel energie is hiervoor nodig?


Gegeven:
cwater = 4,2 J/g/⁰C
T = 100 - 20 = 80 ⁰C
m = 300 g

Q = m * c * T 
    = 300 * 4,2 * 80
    = 100 800 J
    = 100,8 kJ 

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Opgave 1 t/m 3 uit je werkboek (bladzijde 11)

Slide 15 - Tekstslide