3.4 Westerse wereldrijken

Burgers en stoommachines
Westerse wereldrijken
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Burgers en stoommachines
Westerse wereldrijken

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Herhaling par. 1 t/m 3. Let op: snelle quiz!

Bespreken/ nakijken par. 3.3

Vijf minuutjes filmpje bij 3.4

Uitleg 3.4

Huiswerk volgende les.


Slide 2 - Tekstslide

Welk begrip hoort bij deze betekenis:
Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie

Slide 3 - Quizvraag

Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een van de belangrijkste uitvindingen van de revolutie?
A
stoommachine
B
ploeg
C
straatverlichting
D
dienstensector

Slide 5 - Quizvraag

In welk land begon de Industriële revolutie?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Nederland
D
Duitsland

Slide 6 - Quizvraag

Rond 1800 werkten de meeste mensen in Nederland in de:
A
landbouw
B
handel
C
industrie
D
diensten

Slide 7 - Quizvraag

In welke beroepen begon de Industriële revolutie?

A
Handel en Nijverheid
B
Handel en Landbouw
C
Landbouw en textiel
D
Textiel en handel

Slide 8 - Quizvraag

Waar leefde de meeste mensen voor de industriële revolutie?
A
in arbeiderswijken in een dorp
B
in een arbeiderswijk in de stad
C
Op het platteland
D
in fabrieken

Slide 9 - Quizvraag

De eerste fabrieken werden gebouwd...
A
Op grote industrieterreinen
B
Bij snel stromende rivieren
C
Dichtbij de steden
D
In de kolonies

Slide 10 - Quizvraag

Het parlement bestaat uit:
A
De Eerste Kamer en Provinciale staten
B
De Eerste en Tweede Kamer
C
De Tweede Kamer en Provinciale staten
D
De Regering en het kabinet

Slide 11 - Quizvraag

6. de grondwet is geschreven in
A
1948
B
1848
C
1815
D
1830

Slide 12 - Quizvraag

Wie was na 1848 de regeringsleider in Nederland?
A
De Minister-President
B
Het Parlement
C
De Koning
D
Het Kabinet

Slide 13 - Quizvraag

Wie is deze man?
A
Thorbecke
B
Neuman
C
Koning Willem I
D
Koning Willem II

Slide 14 - Quizvraag

Het kinderwetje van Van Houten gaat over:
A
leerplicht
B
verbod op kinderarbeid
C
je mocht maar 2 kinderen krijgen
D
toeslag voor ouders met kinderen.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is geen politiek-maatschappelijke stroming?
A
Liberalisme
B
Communisme
C
Socialisme
D
Bourgeoisie

Slide 16 - Quizvraag

Politieke partijen die in hun programma uitgaan van het geloof.
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen

Slide 17 - Quizvraag

Politieke stroming die vrijheid belangrijk vindt.
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen

Slide 18 - Quizvraag

Welke politieke stroming streefde naar een normaal loon en goede werkomstandigheden?
A
Liberalen
B
Confessionelen
C
Conservatieven
D
Socialisten

Slide 19 - Quizvraag

Wie is deze vrouw?
A
Aletta Jacobs
B
Willhelmina Drucker
C
Koningin Wilhelmina

Slide 20 - Quizvraag

Vrouwenbeweging die streed voor gelijke rechten en kansen voor vrouwen.
A
Feministen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Liberalen

Slide 21 - Quizvraag

Huiswerk bespreken

  • Vragen?

    

Slide 22 - Tekstslide

In deze paragraaf leer je:
  • waardoor koloniale wereldrijken ontstonden
  • hoe het imperialisme plaatsvond in Azië
  • hoe het imperialisme plaatsvond in Afrika
  • hoe Nederland zijn koloniale rijk uitbreidde

Slide 23 - Tekstslide




Kenmerkend aspect bij deze paragraaf: het modern imperialisme

Slide 24 - Tekstslide

Filmpje

Modern Imperialisme

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Kolonie: Een overzees gebied dat hoort bij een land. 

Frankrijk, Engeland hadden veel koloniën in Afrika.  
Welke koloniën had Nederland? 

Slide 27 - Tekstslide

Welke koloniën had Nederland?

Slide 28 - Woordweb

Wereldrijken
Imperialisme: Europese machtsuitbereiding in Azië en Afrika 
tussen 1870 en 1914. Belangrijke oorzaak van het imperialisme is het blanke meerwaardigheidsgevoel: blanke mensen voelden zich beter dan andere rassen.

Koloniën werden om twee redenen ingenomen: 
1: Ze worden gebruikt om producten vandaan te halen en om mee te gaan handelen. 
2: De lokale bevolking werd gebruikt als werknemer (slaven) en als afzetgebied 

Europeanisering: het verspreiden van de Europese cultuur in andere werelddelen. 

Klik op de kaart voor een overzicht van de situatie in Afrika in 1880 en 1913. 

Slide 29 - Tekstslide

Imperialisme in Azië 
Vanaf ongeveer 1500 hadden de Europeanen handelsposten en kleine 
kolonies in Azië, maar in 1900 kwamen er veel andere landen bij.

Japan was het enige Aziatische land met industrie en daardoor werd het geen kolonie van een Europees land, maar veroverde het zelf landen.  

Klik op de kaart voor een overzicht van de koloniën in 1914.


Slide 30 - Tekstslide

Imperialisme in Afrika
Europese landen kregen ook de heerschappij over landen in Noord-Afrika, 
zoals Marokko. Dat vonden ze niet genoeg en ze wilden meer land veroveren.

In 1878 maakten de Europese landen afspraken over de verdeling van de rest van Afrika. Tien jaar later was bijna heel Europa bezet door België. 

Europeanen trokken op kaarten vaak rechte grenzen dwars door woongebieden van volken die daar al eeuwen woonden (klik op de kaart van Afrika voor een aantal voorbeelden van rechte grenzen). Daarbij werd geen rekening gehouden met de bevolking. Dit zorgde voor veel problemen tussen de volken van Afrika. 


Slide 31 - Tekstslide

Het Nederlandse wereldrijk
In de 19e eeuw breidden Nederlanders hun gebieden in Indonesië steeds verder uit.
Ze noemden hun kolonie Nederlands-Indië.

De verovering van Nederlands-Indië verliep niet altijd even goed. 
Tussen 1874 en 1914 voerde het Nederlands-Indische leger op 
Noord-Sumatra een guerrillaoorlog: een oorlog tegen strijdtroepen 
die zich onder de bevolking verschuilden.

Uiteindelijk kwam heel Indonesië onder Nederlandse overheersing. Ze dwongen de bevolking om onder andere suiker, tabak en koffie te verbouwen en aan Nederland te leveren. 
Nederland had ook kolonies in Amerika: Suriname en de Nederlandse Antillen.

Slide 32 - Tekstslide

Kaart Atjeh-oorlog

Slide 33 - Tekstslide

Huiswerk voor de volgende les
lz + m par. 3.4
TB blz. 49 t/m 51
online opdracht 1 t/m 9

Let op: 14 april digitaal inleveren taakopdracht 3

Slide 34 - Tekstslide

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 35 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 36 - Open vraag