De was doen

Huiswerk
Dit is af en kom ik straks controleren, je vragen kan je dan ook stellen:
Lezen: 12.1: Je omgeving beïnvloeden blz. 145 t/m 149
Maken: 12.1:Je omgeving beïnvloeden blz: 87 t/m 90
      Lezen: 12.2: Voedsel produceren blz. 150 t/m 155
Maken: 12.2: Voedsel produceren blz: 93 t/m 98
             
Nakijken doen we aan het eind van de les.
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Huiswerk
Dit is af en kom ik straks controleren, je vragen kan je dan ook stellen:
Lezen: 12.1: Je omgeving beïnvloeden blz. 145 t/m 149
Maken: 12.1:Je omgeving beïnvloeden blz: 87 t/m 90
      Lezen: 12.2: Voedsel produceren blz. 150 t/m 155
Maken: 12.2: Voedsel produceren blz: 93 t/m 98
             
Nakijken doen we aan het eind van de les.

Slide 1 - Tekstslide

Kleding maken en de was doen

Slide 2 - Tekstslide

De was doen
Kleding
=
gemaakt van stof
Doel:
- Je kunt een waslabel lezen.

Slide 3 - Tekstslide

Waar wordt kleding van gemaakt:
NATUURLIJKE VEZELS KOMEN VAN EEN
DIER
OF
PLANT

SYNTHETISCHE VEZELS
WORDEN IN DE FABRIEK GEMAAKT VAN
AARDOLIE

Slide 4 - Tekstslide

wol 
zijde

Slide 5 - Tekstslide

PLANTAARDIGE VEZELS

Slide 6 - Tekstslide

PLANTAARDIGE VEZELS

Slide 7 - Tekstslide

SYNTHETISCHE VEZELS

Slide 8 - Tekstslide

KLEDING WASSEN
Je moet regelmatig je kleding wassen.
- kleding wordt vuil
- vuile kleding stinkt

Slide 9 - Tekstslide

WAS SORTEREN
hoe doe je dat .... WAS sorteren

- let op de kleur
- kijk op welke temperatuur er gewassen mag worden
- let op WOL & ZIJDE
Als je kleding te heet wast, kan het KRIMPEN EN VERKLEUREN

Slide 10 - Tekstslide

SOORTEN WAS & WASMIDDELEN
WAS
1. WITTE WAS (alleen witte kledingstukken)
2. BONTE WAS (alleen gekleurde kledingstukken)
3. FIJNE WAS (kledingstukken die kwetsbaar zijn

WASMIDDELEN
1. WITWASMIDDELEN  (voor witte en lichtgekleurde was)
2. BONTWASMIDDELEN (voor gekleurde was)
3. TOTAALWASMIDDELEN (voor elke was)
4. FIJNWASMIDDELEN (voor wol en andere fijne stoffen en HANDWAS)

Slide 11 - Tekstslide

WASMIDDEL
LOSSEN VET OP, het meeste vuil is vettig

bleekmiddel in wasmiddel maken ziekteverwekkers dood

Slide 12 - Tekstslide

ETIKETTEN
van welke stof is het gemaakt
hoe moet je de kleding wassen (onderhouden)
of beide op 1 etiket

Slide 13 - Tekstslide

 WASMIDDELverpakking
hierop staan WASAANWIJZINGEN

- bij welke tempratuur wassen
- hoeveel wasmiddel heb je nodig
- of het in de wasmachine mag

Slide 14 - Tekstslide

WASSYMBOLEN

Slide 15 - Tekstslide

Welke taken horen bij
het doen van de was?

Slide 16 - Woordweb

10

Slide 17 - Video

01:54
Mag je alles in de wasmachine wassen?
A
Ja
B
Nee

Slide 18 - Quizvraag

02:55
Waarom keer je kleding met
opdruk of versiering binnenste
buiten voor het wassen?

Slide 19 - Open vraag

03:16
Welke informatie vind je op de etiketten in je kleding?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Hoe je het moet opvouwen
B
Hoe je het moet wassen
C
Van welke stof het gemaakt is
D
Hoe je het moet drogen

Slide 20 - Quizvraag

02:55
Wat moet je met ritsen in de kleding doen?
A
Openlaten
B
Dichtmaken

Slide 21 - Quizvraag

02:55
Waarom moet je de zakken controleren?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Er kan nog iets inzitten wat niet nat mag worden
B
Er kan een gat in zitten
C
Er kan nog geld in zitten
D
Dat hoeft niet

Slide 22 - Quizvraag

01:54
Welke was mag bij de fijne was?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
B
C
D

Slide 23 - Quizvraag

01:54
Waarom was je donkere en zwarte was ook apart?

Slide 24 - Open vraag

01:54
Welke was mag bij de bonte was?
meerdere antwoorden zijn goed.
A
B
C
D

Slide 25 - Quizvraag

01:54
Welke was mag bij de witte was?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
B
C
D

Slide 26 - Quizvraag

01:54
Waar let je op als je de was gaat sorteren?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
De soort stof
B
De kleur
C
Het waslabel
D
Het patroon op de stof

Slide 27 - Quizvraag

7

Slide 28 - Video

01:04
Mag dit kledingsuk
gewassen worden?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag

01:04
Wat betekent dit
wassymbool?
A
Wassen op 30° met normaal programma
B
Wassen op 30° met anti kreuk programma
C
Wassen op 30° met een speciaal programma
D
Wassen op 30° met de hand

Slide 30 - Quizvraag

01:04
Hoe moet dit kledindstuk
gewassen worden?

Slide 31 - Open vraag

01:27
Wat betekent dit symbool?
A
Niet drogen
B
Drogen op lage temeratuur
C
Drogen op normale temperatuur
D
Liggend laten drogen

Slide 32 - Quizvraag

01:41
Zet de symbolen op de juiste plek.
Heet strijken
Warm strijken 
Lauw strijken

Slide 33 - Sleepvraag

01:27
Welk symbool geeft aan hoe je moet drogen?
A
B
C
D

Slide 34 - Quizvraag

01:04
Wat betekent dit
wassymbool?
A
Op 30° wassen in de machine
B
Met de hand wassen
C
Op 60° wassen in de machine
D
Op een antikreukprogramma wassen in de machine

Slide 35 - Quizvraag

Maken/huiswerk:
Lezen: 12.3: Kleding verzorgen blz. 156 t/m 159
Maken: 12.3: Kleding verzorgen blz: 101 t/m 104
             12.3: Extra: Groene mode - tekstboek blz. 159 
                    werkboek blz. 104                                                        Daarna nakijken!

Klaar, dan kan je verder met je SO een reisje maken. Inleverdatum: 12 mei!

Slide 36 - Tekstslide

Noem 2 dingen die je hebt geleerd deze les.

Slide 37 - Open vraag