BVJ 4.3 De was doen

De was doen
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

De was doen

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we doen vandaag?
terugblik 4.2 het huishouden doen
theorie 4.3 de was doen
practicum instructie

Slide 2 - Tekstslide

leerdoelen
Je kent de drie groepen vezels waar kleding van gemaakt wordt
je kunt een samenstellingsetiket lezen
je weet wat de belangrijkste symbolen op een onderhoudsetiket betekenen
je weet hoe je moet wassen en drogen

Slide 3 - Tekstslide

De was doen
hygiëne
het ziet er beter uit
het ruikt beter

Kleding
=
gemaakt van stof

Slide 4 - Tekstslide

NATUURLIJKE VEZELS 
KOMEN VAN EEN DIER OF PLANT

SYNTHETISCHE VEZELS
kunststofvezels: WORDEN IN DE FABRIEK GEMAAKT

GEMENGDE VEZELS
ZIJN GEDEELTELIJK NATUURLIJK EN GEDEELTELIJK SYNTHETISCH

Slide 5 - Tekstslide

verschillende stoffen

Slide 6 - Woordweb

wol
zijde
katoen
linnen

Slide 7 - Tekstslide

SYNTHETISCHE VEZELS

Slide 8 - Tekstslide

KLEDING WASSEN
Je moet regelmatig je kleding wassen.
- kleding wordt vuil
- vuile kleding stinkt

Slide 9 - Tekstslide

WAS SORTEREN
hoe doe je dat .... WAS sorteren

- let op de kleur
- let op hoe vuil het is
- let op de vezelsoort: kijk uit met wol en zijde!
- kijk op welke temperatuur er gewassen mag worden

Als je kleding te heet wast, kan het KRIMPEN EN VERKLEUREN

Slide 10 - Tekstslide

SOORTEN WAS
WAS
1. WITTE WAS (alleen witte kledingstukken)
2. BONTE WAS (alleen gekleurde kledingstukken)
3. FIJNE WAS (kledingstukken die kwetsbaar zijn)

nieuwe gekleurde kleding geeft vaak af eerst apart met de hand wassen
zo veel mogelijk wasgoed met dezelfde kleur
controleer de zakken!
met opdruk? Binnenstebuiten!
maak sluitingen dicht
niet te heet!
erg vuil? gebruik een voorwasprogramma

Slide 11 - Tekstslide

WASMIDDEL
poeder, tabletten, vloeibaar en capsules
wasmiddelen voor speciale kleuren of vezelsoorten
kijk naar de wasaanwijzingen op de verpakking

1. WITWASMIDDELEN (voor witte en lichtgekleurde was)
2. BONTWASMIDDELEN (voor gekleurde was)
3. TOTAALWASMIDDELEN (voor elke was)
4. FIJNWASMIDDELEN (voor wol en andere fijne stoffen en HANDWAS)


Slide 12 - Tekstslide

 WASMIDDELverpakking
hierop staan WASAANWIJZINGEN

- bij welke tempratuur wassen
- hoeveel wasmiddel heb je nodig
- of het in de wasmachine mag

Slide 13 - Tekstslide

 Wasmachine
veschillende wasprogramma's



Slide 14 - Tekstslide

ETIKETTEN
samenstelligsetiket:
van welke stof is het gemaakt
onderhoudsetiket:
behandelingssymbolen > hoe moet je de kleding wassen (onderhouden)
of beide op 1 etiket

Slide 15 - Tekstslide

BEHANDELINGSSYMBOLEN
Mag het helemaal niet gewassen?
 laat het dan chemisch reinigen door een stomerij

Slide 16 - Tekstslide

DROGEN
waslijn of droogtrommel

droogtrommel: 
zachter, evt. anti-kreukprogramma
katoen verliest vaak zijn vorm
kleding kan krimpen
wol en zijde mag er niet in
het gebruikt veel energie

Slide 17 - Tekstslide

Welke taken horen bij
het doen van de was?

Slide 18 - Woordweb

10

Slide 19 - Video

01:54
Mag je alles in de wasmachine wassen?
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

02:55
Waarom keer je kleding met
opdruk of versiering binnenste
buiten voor het wassen?

Slide 21 - Open vraag

03:16
Welke informatie vind je op de etiketten in je kleding?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Hoe je het moet opvouwen
B
Hoe je het moet wassen
C
Van welke stof het gemaakt is
D
Hoe je het moet drogen

Slide 22 - Quizvraag

02:55
Wat moet je met ritsen in de kleding doen?
A
Openlaten
B
Dichtmaken

Slide 23 - Quizvraag

02:55
Waarom moet je de zakken controleren?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Er kan nog iets inzitten wat niet nat mag worden
B
Er kan een gat in zitten
C
Er kan nog geld in zitten
D
Dat hoeft niet

Slide 24 - Quizvraag

01:54
Welke was mag bij de fijne was?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
B
C
D

Slide 25 - Quizvraag

01:54
Waarom was je donkere en zwarte was ook apart?

Slide 26 - Open vraag

01:54
Welke was mag bij de bonte was?
meerdere antwoorden zijn goed.
A
B
C
D

Slide 27 - Quizvraag

01:54
Welke was mag bij de witte was?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
B
C
D

Slide 28 - Quizvraag

01:54
Waar let je op als je de was gaat sorteren?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
De soort stof
B
De kleur
C
Het waslabel
D
Het patroon op de stof

Slide 29 - Quizvraag

7

Slide 30 - Video

01:04
Mag dit kledingsuk
gewassen worden?
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

01:04
Wat betekent dit
wassymbool?
A
Wassen op 30° met normaal programma
B
Wassen op 30° met anti kreuk programma
C
Wassen op 30° met een speciaal programma
D
Wassen op 30° met de hand

Slide 32 - Quizvraag

01:04
Hoe moet dit kledindstuk
gewassen worden?

Slide 33 - Open vraag

01:27
Wat betekent dit symbool?
A
Niet drogen
B
Drogen op lage temeratuur
C
Drogen op normale temperatuur
D
Liggend laten drogen

Slide 34 - Quizvraag

01:41
Zet de symbolen op de juiste plek.
Heet strijken
Warm strijken 
Lauw strijken

Slide 35 - Sleepvraag

01:27
Welk symbool geeft aan hoe je moet drogen?
A
B
C
D

Slide 36 - Quizvraag

01:04
Wat betekent dit
wassymbool?
A
Op 30° wassen in de machine
B
Met de hand wassen
C
Op 60° wassen in de machine
D
Op een antikreukprogramma wassen in de machine

Slide 37 - Quizvraag

Wat betekent dit
waslabel?
Vertel wat alle 5 icoontjes
betekenen.

Slide 38 - Open vraag

Wat betekent dit
waslabel?
Vertel wat alle 5 icoontjes
betekenen.

Slide 39 - Open vraag

Wat betekent dit
waslabel?
Vertel wat alle 5 icoontjes
betekenen.

Slide 40 - Open vraag

aan de slag
practicum blz 262
maken en nakijken 4.3

Slide 41 - Tekstslide

Noem 2 dingen die je hebt geleerd deze les.

Slide 42 - Open vraag