Toets project KT2

Hoeveel fases heeft veel gehanteerde fasering bij een project?
A
6
B
8
C
4
D
3
1 / 29
volgende
Slide 1: Quizvraag
WelzijnMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen.

Onderdelen in deze les

Hoeveel fases heeft veel gehanteerde fasering bij een project?
A
6
B
8
C
4
D
3

Slide 1 - Quizvraag

Wat is de meest gehanteerde eerste stap bij een project?
A
Ontwerpfase
B
Nazorgfase
C
Initiatiefase
D
Voorbereidingsfase

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de meest gehanteerde 2de stap bij een project?
A
Ontwerpfase
B
Voorbereidingsfase
C
Initiatiefase
D
Definitiefase

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de meest gehanteerde 3de stap bij een project?
A
Ontwerpfase
B
Nazorgfase
C
Voorbereidingsfase
D
Definitiefase

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de meest gehanteerde 4de stap bij een project?
A
Ontwerpfase
B
Realisatiefase
C
Voorbereidingsfase
D
Nazorgfase

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de meest gehanteerde 5de stap bij een project?
A
Ontwerpfase
B
Realisatiefase
C
Initiatiefase
D
Definitiefase

Slide 6 - Quizvraag


Wat is de meest gehanteerde 6de stap bij een project?

A
Initiatiefase
B
Nazorgfase
C
Ontwerpfase
D
realisatiefase

Slide 7 - Quizvraag

Welke 2 project resultaten kun je uitschrijven bij de doelformulering?

Slide 8 - Open vraag

Wat is de betekenis van SWOT?

Slide 9 - Open vraag

Benoem 1 van de 5 onderdelen bij de definitiefase
A
Concrete formulering van het project resultaat
B
Opstellen programma eisen.
C
. Inventariseren van de werkzaamheden en het plannen van de werkzaamheden
D
Opstellen projectplan

Slide 10 - Quizvraag

Wat was het ezelsbruggetje uit de PowerPoint?
A
KOFTIG: Kwaliteit, organisatie, faciliteiten, tijd, informatie en geld.
B
OFTIKG: organisatie, faciliteiten, tijd, informatie, kwaliteit en geld
C
GIFTOK: Geld, informatie, faciliteiten, tijd, organisatie en kwaliteit
D
KITOFG: Kwaliteit, informatie, tijd, organisatie, faciliteiten en geld

Slide 11 - Quizvraag

Benoem 3 dingen die belangrijk zijn bij faciliteiten van de organisatie?

Slide 12 - Open vraag

Waar kun je het meeste informatie vinden over kerntaak 2?
A
Op het internet
B
YouTube
C
Sociale contacten
D
In het boek

Slide 13 - Quizvraag

Noem een van de vaardigheden van een projectleider.

Slide 14 - Open vraag

Wat wordt er bedoeld met een draagvlak creëren?

Slide 15 - Open vraag

Tijdens een vergadering houd jij je aan bepaalde regels. Waar of niet waar?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Waarom is het van belang een begroting te maken van je project?
A
Zo weet je wat de inkomsten en uitgaven zijn
B
Zo weet je hoeveel geld je nog nodig hebt
C
Zo weet je hoe je zelf nog moet verdienen

Slide 17 - Quizvraag

Hoe belangrijk is het stellen van een deadline voor je project?
A
Erg belangrijk
B
Totaal niet belangrijk

Slide 18 - Quizvraag

Uit hoeveel fasen bestaat een kleinschalig evenement?
A
4
B
6
C
8
D
2

Slide 19 - Quizvraag

Uit hoeveel fasen bestaat een grootschalig evenement?
A
10
B
6
C
12
D
8

Slide 20 - Quizvraag

Wat hoort er NIET bij de definitiefase
A
Opstellen programma van eisen
B
Randvoorwaarden in kaart brengen
C
Opstellen van het projectplan
D
Evaluatie van het project

Slide 21 - Quizvraag

Wat hoort er NIET bij de nazorg fase?
A
Evaluatie van het project
B
financiële verantwoording.
C
Opstellen programma van eisen
D
Projectverslag

Slide 22 - Quizvraag

26. Binnen een project zijn er verschillende medewerkers actief
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Binnen zo’n projectorganisatie zijn verschillende medewerkers actief welke 4 zijn juist?
A
projectleider
B
projectsecretaris
C
Projectleden
D
Adviseur

Slide 24 - Quizvraag

Welke medewerker is NIET actief binnen een project
A
Project onderzoeker
B
Projectleden
C
Projectleider
D
Project secretaris

Slide 25 - Quizvraag

Welke beheersingsfactor speelt geen rol?
A
Kwaliteit
B
Natuur
C
Tijd
D
Geld

Slide 26 - Quizvraag

Is er een ezels bruggetje om de beheersingsfactoren te onthouden?
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag

Wat was het ezelsbruggetje ook alweer?
A
KOFTIG
B
GIFTOK
C
FOGTIK
D
OGITFK

Slide 28 - Quizvraag

Hebben jullie iets geleerd van de toets?
A
Ja
B
Nee

Slide 29 - Quizvraag