Perifeer infuus

Perifeer infuus
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleegtechnische vaardighedenMBOStudiejaar 3,4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Perifeer infuus

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
- Na de les kun je de indicaties voor een perifeer infuus benoemen
- Na de les kun je de mogelijke complicaties benoemen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een perifeer infuus?

Slide 3 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een perifeer infuus is...
 ...een naald waarmee je een korte canule in een perifere ader inbrengt. 

> toegang tot het veneuze vaatstelsel van de zorgvrager
> op het perifere infuus kun je een infuussysteem aansluiten om vloeistoffen toe te dienen. 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Redenen om een infuus
in te brengen

Slide 5 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Indicaties
  • Aanvullen vocht.
  • Toedienen medicatie.
  • Toedienen van bloed
  • Herstellen van de zuur-baseverhoudingen.
  • Toedienen van parenterale voeding.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorkeurs plaatsen 
In een vene van een extremiteit
  • Net boven de pols
  • Op de hand
  • Bovenarm 
  • Elleboogplooi (spalken)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar of niet waar:
Glucose 10% is een hypertone vloeistof
A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hypertoon 
de concentratie van de opgeloste stoffen in de infuusvloeistof hoger is dan die van de opgeloste stoffen in het bloed

Voorbeeld: voedingsinfuus, glucose 10%
Hypotoon
de concentratie van de opgeloste stoffen in de infuusvloeistof lager is dan die van de opgeloste stoffen in het bloed

Voorbeeld: steriel water
(oplosmiddel voor medicatie)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Infuusvloeistoffen
NaCl 0,9% = isotoon
Glucose 5% = Isotoon
NaCl 0,45% + Glucose 2,5% = isotoon
NaCl 0,65% = hypotoon 
Glucose 10% = hypertoon 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risico's van i.v.
medicatie toedienen

Slide 11 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Risico's
  • kans op infectie

  • vaatwandbeschadiging

  • allergische reacties

  • nabloedingen 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem 3 manieren waarop medicatie i.v. kan worden toegediend

Slide 13 - Open vraag

1. Direct inspuiten (rechtstreekse i.v. bolusinjectie of via venflon)
2. Direct inspuiten in de vene bij een lopend infuus. (bolusinjectie).
3. Apart infuus naast een lopend infuus (zijlijn).

PH-waarde van het bloed
< 7,35 =  acidose
> 7,45 = alkalose

normaalwaarde =  
7,35- 7,45

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Redenen om in een arm
géén infuus te prikken

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Geen infuus in arm bij...

  • Okselkliertoilet
  • Huidafwijkingen en flebitis.
  • CVA of beroerte
  • Shunt 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem complicaties bij
of van een infuus

Slide 17 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Complicaties
  • Subcutaan inlopen infuusvloeistof.
  • Flebitis & tromboflebitis.
  • Infectie rondom insteekopening
  • Sepsis.
  • Luchtembolie.
  • Allergische reactie.
  • Overvulling van het vaatstelsel.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Flebitis 
Ontsteking van de ader, start vlak boven katheteruiteinde en breidt zich steeds verder uit. Symptomen:
  • Pijn  
  • Roodheid  
  • Zwelling 
  • Harde vene / bindweefselvorming
  • Pus in en om de insteekopening

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tromboflebitis 
Een aderontsteking die ontstaat door een stolsel, wordt ook wel oppervlakkige veneuze trombose genoemd. 
Lost vaak vanzelf weer op.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Luchtembolie
Luchtbel wat in de bloedbaan terecht komt waardoor (slag-) ader afgesloten wordt. Hierdoor ontstaat zuurstoftekort in het hart.
Behandeling bestaat uit preventie van verdere embolisatie, stabilisatie van de vitale functies en 100% zuurstof.

Slide 21 - Tekstslide

Bij een luchtembolie komt lucht in de bloedbaan (ader of slagader) terecht en vormt daar een luchtbel. Op deze manier wordt de (slag)ader afgesloten en kan er geen bloed meer doorheen stromen.
De klachten of symptomen van luchtembolie kunnen gelijk zijn aan die van trombo-embolie. Daarnaast is het afhankelijk van waar de lucht zich bevindt en wat de houding van de patiënt is. Bij een liggende houding gaat de lucht naar de rechter-harthelft. De lucht komt in de boezem of in de hartkamer terecht. Door de pompende werking van het hart in combinatie met de aanwezigheid van de lucht, wordt er schuim gevormd. Door deze schuimvorming wordt de doorgang van bloed geblokkeerd. De longen krijgen hierdoor geen of onvoldoende bloedaanvoer meer. Symptomen zijn dan ook benauwdheid, kortademigheid, diep adem halen en kuchen. Als gevolg van zuurstoftekort treedt er cyanose op. Bij cyanose kleurt de huid en blauw tot blauwgrijs. De zuurstofverzadiging in het bloed is te laag.
Uiteindelijk raakt de patiënt bewusteloos. De patiënt reageert niet meer op prikkels van buitenaf. Ook pijnprikkels kunnen de patiënt niet wekken. De ademhaling zal steeds trager gaan en het hart stopt uiteindelijk met kloppen als gevolg van zuurstofgebrek. Zonder behandeling is dit dus dodelijk.
Bij een zittende houding zal de lucht naar de hersenen stijgen. Dit komt omdat de gevormde gas-of luchtbellen altijd de weg naar boven toe zoeken. De kleine bloedvaten worden in de hersenen geblokkeerd dor de lucht. Hierdoor kan het bloed niet meer doorstromen. De patiënt hoort voornamelijk een geruis dat in de bloedvaten ontstaat door de lucht die opstijgt. Dit kan zeer ernstig zijn voor de patiënt en deze kan er verward of reageren. Doordat de hersenen minder goed van de aan-of afvoer van bloed worden voorzien, ontstaan er krampen en spasmen. Zonder behandeling kan ook dit dodelijk aflopen.

Slide 22 - Video

Vanaf 1:38 afspelen
Waaknaald
Infuusnaaldje zonder infuussysteem.

Redenen:
  • Om een directe toegang te hebben tot de bloedbaan bij calamiteiten.
  • Toegang tot de bloedbaan voor intermitterend toedienen van i.v. medicatie

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Flushen waaknaald
Doel:
  • Optimaal functioneren veneuze katheter;
  • Buffer creëren tussen twee geneesmiddelen die geen contact mogen met elkaar
  • Doorspoelen van het geneesmiddel.
Frequentie:
  • 2 x dd 2ml tot 5ml fysiologisch zout.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenen o.b.v. Vilans protocol

  • Perifere infuuscanule inbrengen
  •  Perifere infuuscanule verwijderen

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies