Les 9 (12 mei, week 20) a2b

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Montag, 12. Mai 

Woche 20

Heute

• Werken uit het boek (Anfang Kapitel 5 L1)
• Lernbox

Aan het einde van de les kan je:

• de trappen van vergelijking gebruiken.

Lernziele

Grammatik A

Trappen van vergelijking

Trappen van vergelijking

Waarvoor gebruik je de trappen van vergelijking?

De trappen van vergelijking worden gebruikt om twee of meer zaken met elkaar te vergelijken.

Welke woordgroep wordt daarvoor gebruikt?

Bijvoeglijke naamwoorden 

De drie trappen

stellende trap = der Positiv

vergrotende trap = der Komperativ

overtreffende trap = der Superlativ

 woord

woord + er

am  woord + sten

Beispiel

klein

einfach

Beispiel

kleiner

einfacher

Beispiel

am kleinsten

am einfachsten

LET OP!

Bijvoeglijke naamwoorden die eindigen op een -d, -t of een s-klank (-s,-ß,-sch,-z) krijgen in de overtreffende trap een extra -e.

stellende trap = der Positiv

vergrotende trap = der Komperativ

overtreffende trap = der Superlativ

Beispiel

nett

heiß

Beispiel

netter

heißer

Bespiel

am nettesten

am heißesten

LET OP!

Bijvoeglijke naamwoorden met een A U (T) O krijgen in de vergrotende en overtreffende trap een Umlaut.

Beispiel

jung

arm

Beispiel

jünger

ärmer

Beispiel

am jüngsten

am ärmsten

stellende trap = der Positiv

vergrotende trap = der Komperativ

overtreffende trap = der Superlativ

Uitzonderingen

de volgende woorden hebben een eigen vorm

stellende trap

vergrotende trap

overtreffende trap

gern

oft/häufig

gut

viel

nah

wenig

groß

hoch

lieber

öfter/häufiger

besser

mehr

näher

weniger/minder

größer

höher

am liebsten

am häufigsten

am besten

am meisten

am nächsten

am wenigsten/mindesten

am größten

am höchsten

Vergleichswörter

Als je personen/dieren/dingen met elkaar wilt vergelijken:

Stellende trap - Gelijk aan elkaar (in het NL met 'als'):

Er ist (genau) so groß wie sie.

Vergrotende trap - Niet gelijk aan elkaar (in het NL met 'dan'):

Er ist größer als sie.

Overtreffende trap:

Er ist am größten.

Aufgabe 6 (S. 61)

Maak opdracht 6. Je mag met elkaar overleggen.

Na 10 minuten bespreken we de antwoorden.

Eerder klaar? Leer/overhoor de woorden van de woordjestoets

Arbeit aus dem Buch

Aufgabe 1 (S. 56)

Maak samen opdracht 1. Na 5 minuten bespreken we klassikaal de antwoorden.

Eerder klaar? Vertaal de woorden naar het Nederlands.

Arbeit aus dem Buch

Aufgabe 2 (S. 57)

Maak opdracht 3 zelfstandig. Vul in wat je denkt! 

Na 5 minuten bespreken we klassikaal de antwoorden.

Eerder klaar? Leer de woorden van de woordjestoets!

Arbeit aus dem Buch

Je leert 5 minuten de woorden van Lektion ... (S. ...).

Dictee Lektion ...

Huiswerk

• Leren woorden Lektion 1 K5, DU-NL & NL-DU (S. 94)

maandag 19 mei

• Leren woorden Lektion 2 K5, DU-NL & NL-DU (S. 94)

woensdag 21 mei