GKC-HV2-Kap5 - Lektion 4 trappen v vergelijking

Kapitel 5 Lektion 4!
De afbeelding is een hint
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Kapitel 5 Lektion 4!
De afbeelding is een hint

Slide 1 - Tekstslide

Grammatik D: Trappen van vergelijking (Komperation) 

Stellende trap = Positiv
Vergrotende trap = Komperativ
Overtreffende trap = Superlativ

Slide 2 - Tekstslide

Positiv --> woord
Komperativ --> woord + er
Superlativ ->
 am + woord + (e) sten

klein
kleiner

am kleinsten

Slide 3 - Tekstslide

Uitzonderingen
Bijvoegelijke naamwoorden die eindigen op een –d / -t / -s klank of een klinker--> krijgen een extra –e bij de overtreffende trap.

neu neuer am neuesten (nieuw)
breit breiter am breitesten (breed)
hübsch hübscher am hübschesten (knap)

Slide 4 - Tekstslide

Nog meer! 
Bijvoeglijke naamwoorden met een klinker a, o, u en met één lettergreep krijgen een Umlaut.

alt älter am ältesten
groß größer am größten

hoch höher am höchsten ( Seite 82)

Slide 5 - Tekstslide

Onregelmatig! 
gern-  lieber-  am liebsten
oft / häufig -öfter / häufiger -am häufigsten
gut -besser -am besten
viel -mehr-   am meisten

Slide 6 - Tekstslide

Vergelijkingen
Stellende trap:
Er ist genauso groß wie sie : Hij is even groot als zij
Er ist ebenso groß wie sie (...ist): Hij is even groot als zij
Vergrotende trap:
Er is größer als sie : Hij is groter dan zij.
Overtreffende trap:
Er ist am größten: Hij is het grootst. 

Slide 7 - Tekstslide

Du bist __________
A
klein
B
kleiner
C
kleinst

Slide 8 - Quizvraag

Er ist .....het knapste
A
am hübschsten
B
am hübschesten
C
der hübschte
D
den hübscheste

Slide 9 - Quizvraag

Das Kängaruh ist .....(-), der Löwe ist ....(+) aber der Gepard ist ........(++)
A
schnell-schneler-am schnellsten
B
schnell-schneller-am schnellesten
C
schnell-schneller- das schnellste
D
schnell-schneller-am schnellsten

Slide 10 - Quizvraag

zoet-zoeter- het zoetst
A
süß- süßer- am süßten
B
süß- süßer- am süßersten
C
süß- süßer- am süßesten
D
süß- süsser- am süssesten

Slide 11 - Quizvraag

Vul de zin aan:
nieuw; Nicks Handy ist ...... . Leons Handy ist ...... (+), aber Sems Handy ist am .......

Slide 12 - Open vraag

het langst
A
das längste
B
das langst
C
am langsten
D
am längsten

Slide 13 - Quizvraag

Zum Schluss

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video