24-25 week 3

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

• les devoirs (vocabulaire)
• écouter
• parler (script)
• inkijken toetsweek toets

Le but: à la fin de ce cours:

• heb ik geoefend met luisteren en spreken in het Frans 
• heb ik geleerd van mijn fouten in de toetsweek

Au travail - les devoirs

Leren apprendre 6

Aanvullen gesprek MO - Classroom

Schrijf de zinnen uit in je schrift

Overhoren woordjes

Apprendre 6  F-N en antwoord geven zinnetjes mondeling

iedereen opstaan

Ik zeg een Frans woord, weet je het , steek je vinger op

Woord goed, ga zitten

Hoelang duurt het voordat iedereen zit?

Compétition B1B - B1C - B1D

de cavia - le cochon d'inde

Exercice 19

Tu as un animal? Il a quel âge?

un animal domestique

un chat - un chien - un hamster - un poisson - un souris - un lapin - une tortue

Oefenen script

In tweetallen scripts vergelijken (vul elkaar aan, verbeter elkaar)

Oefen script met elkaar

Alleen met NL versie oefenen

Les devoirs

Leer script uit je hoofd, kijk naar het beoordelingsmodel

Let op de uitspraak (oefen met iemand anders thuis)

• les devoirs 
• la prononciation
• écouter
• grammaire 1: avoir
• parler (script)

Le but: à la fin de ce cours:

• heb ik geoefend met spreken in het Frans en de getallen
• heb ik geoefend met het werkwoord avoir in het Frans

Les devoirs

Leer script uit je hoofd, kijk naar het beoordelingsmodel

Let op de uitspraak (oefen met iemand anders thuis)

Tu as quel âge?

Bonjour, ça va?

Comment tu t'appelles?

Tu habites où?

Tu as des frères ou des soeurs?

Tu habites chez tes grands-parents?

Au revoir!

J'ai douze ans

"Ça va bien

Je m'appelle Roos

J'habite à Delft

Oui, j'ai un frère/une soeur.

À plus!

Welke klanken kennen we nu al?

Nieuw:

an - Jean; grand

en  - enfant; parent

in - cousin; Tintin

on  - garçon; bonjour

e - le ; de ; me

é - bébé

è - père, frère

ê - fête

ai - j'ai 

au - au revoir; chaud

oeu - soeur, manoeuvre

oi - froid, moi

ou - où, bonjour

Écouter - exercice 21

être

je suis

tu es

il/elle est

etc.

avoir

j'ai

tu as

il/elle a

etc.

&

être

je suis

tu es

il/elle est

etc.

avoir

j'ai

tu as

il/elle a

etc.

&

Tu as quel âge? J'ai ... ans

blz 53

parler

script oefenen 

Les devoirs

MO (mondeling)

(je weet niet welke les je aan de beurt bent, dus ga uit van eerste les).

Pizza brugklasfeest (5 euro)

caprese

funghi

pepperoni

margeritha