Module 4 hoofdstuk 3

Leerdoelen
Ik weet wat een voorraadgrootheid is. 
Ik weet wat een stroomgrootheid is. 
Ik kan een balans en een resultatenrekening opstellen.
Ik weet wat de inkomsten en de uitgaven van de overheid zijn. 
Ik weet wat het financierings- en begrotingstekort is.
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Ik weet wat een voorraadgrootheid is. 
Ik weet wat een stroomgrootheid is. 
Ik kan een balans en een resultatenrekening opstellen.
Ik weet wat de inkomsten en de uitgaven van de overheid zijn. 
Ik weet wat het financierings- en begrotingstekort is.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Voorraadgrootheid

Voorraadgrootheden meet je op een bepaald moment, dus bijvoorbeeld: je spaargeld op 12 maart 2019

Op de balans staan alleen maar voorraadgrootheden

Slide 6 - Tekstslide

Stroomgrootheden

De waarde van een stroomgrootheid meet je over een periode.

bijvoorbeeld: de omzet van een bedrijf in maart 2019

Slide 7 - Tekstslide

Digitale camera's in het magazijn van de Media Markt in Nederland
A
Vlottende activa
B
Vaste activa

Slide 8 - Quizvraag

Digitale camera's van fotograaf Hans van Oostrom
A
Vlottende activa
B
Vaste activa

Slide 9 - Quizvraag

Op de balans is activa hetzelfde als..
A
bezittingen
B
schulden
C
eigen vermogen
D
goederen die niet verkocht worden

Slide 10 - Quizvraag

Afschrijvingen
A
zijn stroomgrootheden
B
vergroten de (bruto)winst
C
zijn voorraadgrootheden
D
leiden in de toekomst tot uitgaven

Slide 11 - Quizvraag

Als de rente stijgt dan:
A
stijgt het aanbod van geld en daalt de vraag.
B
stijgt het aanbod van geld en stijgt de vraag.
C
stijgt de vraag naar geld en daalt de vraag.
D
stijgt vraag van geld en stijgt de vraag.

Slide 12 - Quizvraag

Wat komt beter uit voor schuldenaars (degenen die hebben geleend)?
A
Een lage inflatie
B
Een hoge inflatie
C
Maakt niet uit

Slide 13 - Quizvraag

0

Slide 14 - Video

Wat is de formule om de liquiditeit te bepalen?
A
VVVLA
B
(VVL)(VLAenLM)
C
(VVK)(VLA+LM)
D
TVV(VLA+LM)

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide