Jong en oud les 2 en 3

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Voorraadgrootheid

Voorraadgrootheden meet je op een bepaald moment, dus bijvoorbeeld: je spaargeld op 12 maart 2019

Op de balans staan alleen maar voorraadgrootheden

Slide 6 - Tekstslide

Stroomgrootheid

De waarde van een stroomgrootheid meet je over een periode.

bijvoorbeeld: de omzet van een bedrijf in maart 2021. Bij een bedrijf staan deze op de resultaten rekening.

Slide 7 - Tekstslide




            Wat is een voorraadgrootheid?
A
Een grootheid die de inflatie weergeeft
B
de formule ric=nic:pic x100
C
Een grootheid die over een periode wordt gemeten
D
Een grootheid die op een bepaald tijdstip wordt gemeten

Slide 8 - Quizvraag

Een voorbeeld van een stroomgrootheid is ....
A
Winst van de afgelopen maand
B
Banksaldo
C
Huidige waarde machine
D
Eigen vermogen

Slide 9 - Quizvraag

Is je uiteindelijke studieschuld een voorraadgrootheid of een stroomgrootheid?
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid?

Slide 10 - Quizvraag

Is je uiteindelijke schuld bij de bank een voorraadgrootheid of een stroomgrootheid?
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 11 - Quizvraag

Een balans bevat voorraadgrootheden en de resultatenrekening stroomgrootheden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Een stroomgrootheid wordt gemeten..
A
Op een moment
B
Over een periode

Slide 13 - Quizvraag

Is het vermogen van het pensioenfonds een voorraadgrootheid of een stroomgrootheid?
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 14 - Quizvraag

Is de aflossing van je lening een stroomgrootheid of een voorraadgrootheid?
A
Stroomgrootheid
B
Voorraadgrootheid

Slide 15 - Quizvraag

Kinderbijslag is een stroomgrootheid
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

sparen of lenen
individuele prijs van tijd > algemene prijs van tijd dan ga je lenen
algemene prijs van tijd > individuele prijs van tijd dan ga je sparen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Het synoniem voor ruilen over tijd is:
A
Substitutiegoed
B
Intertemporele subsitutie
C
interval substitutie
D
Interval substitutiegoed

Slide 22 - Quizvraag

Het kopen van een mooi paar schoenen (vandaag nog) is een mooi voorbeeld van ruilen over tijd
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Een voorbeeld van ruilen over tijd is:
A
Ik koop nu auto en ik leen daarvoor geld.
B
Ik koop nu een auto en ik betaald die meteen.
C
Ik ga eerst sparen zodat ik later een auto kan kopen.
D
Appels ruilen tegen peren.

Slide 24 - Quizvraag

Een pensioen is een goed voorbeeld van ruilen over tijd
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide