Bijzin, beknopte bijzin en foutief beknopte bijzin

Bijzin en (foutief) beknopte bijzin
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Bijzin en (foutief) beknopte bijzin

Slide 1 - Tekstslide

Gewone bijzin
  • In een bijzin staan persoonsvorm en onderwerp uiteen.
  • In een bijzin kun je altijd een zinsdeel zetten tussen de persoonsvorm en het onderwerp.
  • Een bijzin kun je vervangen door één woord.
  • Een bijzin is te herkennen door voegwoorden zoals: dat, zodat, nadat, voordat, omdat, doordat, terwijl, toen, of, waardoor, enz.

Slide 2 - Tekstslide

Voorbeeld gewone bijzin
Hij zei dat hij naar school wilde.

Hij zei dat.

Slide 3 - Tekstslide

De beknopte bijzin
Beknopt = korter / ingekort

  • Een beknopte bijzin heeft geen onderwerp

Slide 4 - Tekstslide

De beknopte bijzin
Beknopt = korter / ingekort

  • Een beknopte bijzin heeft geen onderwerp
  • Een beknopte bijzin heeft geen  persoonsvorm

Slide 5 - Tekstslide

De beknopte bijzin
Beknopt = korter / ingekort

  • Een beknopte bijzin heeft geen onderwerp
  • Een beknopte bijzin heeft geen  persoonsvorm
  • Een beknopte bijzin heeft als vorm: te + infinitief, of..

Slide 6 - Tekstslide

De beknopte bijzin
Beknopt = korter / ingekort

  • Een beknopte bijzin heeft geen onderwerp
  • Een beknopte bijzin heeft geen  persoonsvorm
  • Een beknopte bijzin heeft als vorm: te + infinitief, of
  • Een beknopte bijzin heeft als vorm: deelwoord

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden van beknopte bijzinnen
Na koffie gedronken te hebben, gingen ze weer aan het werk.

Tip: begin met een passend voegwoord!

Achteromkijkend, liep de man tegen een lantarenpaal.

Tip: begin met een passend voegwoord!

Slide 8 - Tekstslide

Maak een gewone bijzin van:

Na te hebben geleerd, maakte de leerling de toets.

Slide 9 - Open vraag

Maak een gewone bijzin van:

Druk telefonerend, vloog de crimineel uit de bocht.

Slide 10 - Open vraag

In een (goede) beknopte bijzin...
...verwijst het onderwerp uit de hoofdzin (de crimineel) naar het (verwegen/weggelaten) onderwerp van de beknopte bijzin.

Druk telefonerend vloog de crimineel uit de bocht.

Het is hier zeer aannemelijk dat de crimineel druk aan het telefoneren was (= bijzin) en uit de bocht vloog (= hoofdzin)

Slide 11 - Tekstslide

Bij een verkeerd aansluitende (ook wel foutief beknopte) bijzin...
...is het verzwegen/weggelaten onderwerp niet hetzelfde als het onderwerp in de hoofdzin.

Voorbeelden:
1. Druk telefonerend reed de auto het meisje aan.
2. Kijkend uit het raam viel plotseling een dakpan naar beneden.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Bij school aangekomen, bleken zijn boeken nog thuis te liggen.
A
Beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin

Slide 15 - Quizvraag

Uitleg
'Bij school aangekomen,
bleken zijn boeken nog thuis te liggen.' 

Onderwerp in de hoofdzin = zijn boeken
Verzwegen onderwerp beknopte bijzin = hij

In deze zin zijn zijn boeken bij school aangekomen.

Slide 16 - Tekstslide

Lekker in de hangmat liggend,
dronk hij een koud biertje.
A
Beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin

Slide 17 - Quizvraag

Uitleg
'Lekker in de hangmat liggend, 
dronk hij een koud biertje..' 

Onderwerp in de hoofdzin = hij
Verzwegen onderwerp beknopte bijzin = hij

De zin is dus hartstikke goed!

Slide 18 - Tekstslide

Op onze vakantiebestemming aangekomen, vielen de mussen van het dak.
A
Beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin

Slide 19 - Quizvraag

Dromend van zijn vriendin, liep hij tegen een lantaarnpaal.
A
foutieve beknopte bijzin
B
beknopte bijzin

Slide 20 - Quizvraag

Na te zijn overleden op 1 januari jongstleden, brachten wij onze opa naar zijn laatste rustplaats.
A
foutief beknopte bijzin
B
beknopte bijzin

Slide 21 - Quizvraag

Zijn vriendin uitzwaaiend, verdween de bus uit het zicht.
A
foutief beknopte bijzin
B
beknopte bijzin

Slide 22 - Quizvraag

Zeg in je eigen woorden hoe je erachter komt
of je te maken hebt met een foutief (onjuist/verkeerd aansluitende) beknopte bijzin?

Slide 23 - Open vraag