Geef voor elke situatie aan of warmte transport plaats vindt door geleiding, stroming of straling. Omcirkel het juiste antwoord.
a. Het warm worden van een lichaam onder een zonnebank.
Hier is sprake van : geleiding / stroming / straling
b. Pannenkoeken worden warm in een koekenpan.
Hier is sprake van : geleiding / stroming / straling
c. Een hete luchtballon stijgt op door warme lucht van verbranding.
Hier is sprake van : geleiding / stroming / straling
d. Als de zon schijnt wordt je lichaam warm.
Hier is sprake van : geleiding / stroming / straling